Interglot - "sujet" traducido de francés a neerlandés

Resumen

Francés a neerlandés: más información...

sujet:
- onderwerp; onderwerp van een zin; thema; onderdaan; sujet; heerschap; vent
- onderwerp
Wiktionary:
- sujet → onderwerp, topic
- sujet → middelpunt, onderwerp, onderdaan, onderdane

Francés

Traducciones detalladas de sujet de francés a neerlandés

le sujet
het onderwerp; onderwerp van een zin
- onderwerp [het ~] sustantivo
- onderwerp van een zin [znw.] sustantivo
le sujet (thème; thème principal)
het onderwerp; het thema
- onderwerp [het ~] sustantivo
- thema [het ~] sustantivo
le sujet (ressortissant)
de onderdaan
- onderdaan [de ~ (m)] sustantivo
le sujet (monsieur; gaillard; homme; type)
het sujet; het heerschap; de vent
- sujet [het ~] sustantivo
- heerschap [het ~] sustantivo
- vent [de ~ (m)] sustantivo

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
heerschap	gaillard; homme; monsieur; sujet; type
onderdaan	ressortissant; sujet
onderwerp	sujet; thème; thème principal	motif; thème principal; éducation
onderwerp van een zin	sujet
sujet	gaillard; homme; monsieur; sujet; type
thema	sujet; thème; thème principal	attitude; avis; motif; opinion; opinions; optique; point de vue; position; prise de position; thème principal; éducation
vent	gaillard; homme; monsieur; sujet; type	gaillard; gars; homme; individu; mec; monsieur; personne du sexe masculin; type; zèbre
Not Specified	Traducciones relacionadas	Other Translations
thema		scène; thème; thème du Bureau

sujet

noun

waar iets over gaat, een thema
- onderwerp → sujet
zinsdeel waarnaar de persoonsvorm zich richt en dat bijv. de handelende persoon of zaak beschrijft
- onderwerp → sujet
het onderwerp van gesprek
- topic → sujet

Cross Translation:

From	To	Via
• sujet	→ middelpunt	↔ center — topic of particular importance in a given context
• sujet	→ onderwerp	↔ subject — in grammar
• sujet	→ onderwerp	↔ subject — main topic
• sujet	→ onderdaan; onderdane	↔ subject — citizen in a monarchy
• sujet	→ onderwerp	↔ topic — subject; theme
• sujet	→ onderwerp	↔ Subjekt — Sprachwissenschaft: Satzgegenstand; das Satzglied, über das im Prädikat eine Aussage gemacht wird und das mit dem Verb im Numerus Kongruenz.