Francés

Traducciones detalladas de visser de francés a neerlandés

visser:

visser verbo (visse, visses, vissons, vissez, )

  1. visser (serrer; resserrer)
  2. visser
    inschroeven; indraaien
    • inschroeven verbo (schroef in, schroeft in, schroefde in, schroefden in, ingeschroefd)
    • indraaien verbo (draai in, draait in, draaide in, draaiden in, ingedraaid)
  3. visser (serrer; resserrer; serrer la vis)
    vastschroeven; dichtschroeven
    • vastschroeven verbo (schroef vast, schroeft vast, schroefte vast, schroeften vast, vastgeschroefd)
    • dichtschroeven verbo (schroef dicht, schroeft dicht, schroefde dicht, schroefden dicht, dichtgeschroefd)
  4. visser (fixer; serrer)
    door draaien vastmaken; aandraaien
  5. visser (serrer; serrer le vis)
    vastschroeven; aanschroeven
    • vastschroeven verbo (schroef vast, schroeft vast, schroefte vast, schroeften vast, vastgeschroefd)
    • aanschroeven verbo (schroef aan, schroeft aan, schroefde aan, schroefden aan, aangeschroefd)

Conjugaciones de visser:

Présent
  1. visse
  2. visses
  3. visse
  4. vissons
  5. vissez
  6. vissent
imparfait
  1. vissais
  2. vissais
  3. vissait
  4. vissions
  5. vissiez
  6. vissaient
passé simple
  1. vissai
  2. vissas
  3. vissa
  4. vissâmes
  5. vissâtes
  6. vissèrent
futur simple
  1. visserai
  2. visseras
  3. vissera
  4. visserons
  5. visserez
  6. visseront
subjonctif présent
  1. que je visse
  2. que tu visses
  3. qu'il visse
  4. que nous vissions
  5. que vous vissiez
  6. qu'ils vissent
conditionnel présent
  1. visserais
  2. visserais
  3. visserait
  4. visserions
  5. visseriez
  6. visseraient
passé composé
  1. ai vissé
  2. as vissé
  3. a vissé
  4. avons vissé
  5. avez vissé
  6. ont vissé
divers
  1. visse!
  2. vissez!
  3. vissons!
  4. vissé
  5. vissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for visser:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aanschroeven serrer; visser
dichtschroeven serrage; vissage
vastschroeven serrer; visser serrage; vissage
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aandraaien fixer; serrer; visser enclencher; faire fonctionner; mettre en circuit; mettre en marche
aanschroeven serrer; serrer le vis; visser
dichtschroeven resserrer; serrer; serrer la vis; visser
door draaien vastmaken fixer; serrer; visser
indraaien visser
inschroeven visser
schroeven resserrer; serrer; visser
vastschroeven resserrer; serrer; serrer la vis; serrer le vis; visser

Sinónimos de "visser":


Wiktionary: visser

visser
verb
  1. Attacher, fixer avec des vis.
visser
verb
  1. vaster draaien
  2. het in- of uitdraaien van een schroef

Cross Translation:
FromToVia
visser aanschroeven; vastschroeven anschraubentransitiv: etwas mit einer Schraube befestigen oder zusammensetzen
visser schroeven; vijzen schrauben — (transitiv) Schrauben oder Ähnliches hinein- oder herausdrehen
visser schroeven; vijzen screw — to connect or assemble pieces using a screw

Traducciones relacionadas de visser