Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. blèren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de blèren de neerlandés a alemán

blèren:

blèren verbo (blèr, blèrt, blèrde, blèrden, geblèrd)

  1. blèren (brullen)
    schreien; brüllen; heulen; skandieren
    • schreien verbo (schreie, schreist, schreit, schrie, schriet, geschrien)
    • brüllen verbo (brülle, brüllst, brüllt, brüllte, brülltet, gebrüllt)
    • heulen verbo (heule, heulst, heult, heulte, heultet, geheult)
    • skandieren verbo (skandiere, skandierst, skandiert, skandierte, skandiertet, skandiert)
  2. blèren
    plärren
    • plärren verbo (plärre, plärrst, plärrt, plärrte, plärrtet, geplärr)

Conjugaciones de blèren:

o.t.t.
  1. blèr
  2. blèrt
  3. blèrt
  4. blèren
  5. blèren
  6. blèren
o.v.t.
  1. blèrde
  2. blèrde
  3. blèrde
  4. blèrden
  5. blèrden
  6. blèrden
v.t.t.
  1. heb geblèrd
  2. hebt geblèrd
  3. heeft geblèrd
  4. hebben geblèrd
  5. hebben geblèrd
  6. hebben geblèrd
v.v.t.
  1. had geblèrd
  2. had geblèrd
  3. had geblèrd
  4. hadden geblèrd
  5. hadden geblèrd
  6. hadden geblèrd
o.t.t.t.
  1. zal blèren
  2. zult blèren
  3. zal blèren
  4. zullen blèren
  5. zullen blèren
  6. zullen blèren
o.v.t.t.
  1. zou blèren
  2. zou blèren
  3. zou blèren
  4. zouden blèren
  5. zouden blèren
  6. zouden blèren
diversen
  1. blèr!
  2. blèrt!
  3. geblèrd
  4. blèrrende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for blèren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
brüllen blèren; brullen blaffen; brullen; bulderen; bulken; daveren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; krijsen; kwaad zijn; razen; schreeuwen; schuimbekken; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; woeden; woedend zijn
heulen blèren; brullen brullen; emmeren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; schreien; sniffen; snikken; snotteren; uitroepen; uitschreeuwen; wenen
plärren blèren gillen; huilen; janken; krijsen; schreeuwen; snikken; wenen
schreien blèren; brullen blaffen; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; jubelen; juichen; krijsen; roepen; schreeuwen; schreien; snikken; uitjouwen; uitroepen; uitschreeuwen
skandieren blèren; brullen brullen; het uitgillen; scanderen; uitroepen; uitschreeuwen

Wiktionary: blèren

blèren
verb
  1. heel hard huilen
  2. blaten
blèren
verb
  1. umgangssprachlich: weinen
  2. ein bestimmtes Geräusch (ein Heulen) erzeugen
  3. (intransitiv) Tränen vergießen

Cross Translation:
FromToVia
blèren heulen; zetern clamermanifester son opinion par des termes violents, par des cris.