Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. openbaar:
  2. Openbaar:
  3. openbaren:
  4. Wiktionary:
  5. User Contributed Translations for openbaar:
    • offenbar


Neerlandés

Traducciones detalladas de openbaar de neerlandés a alemán

openbaar:

openbaar adj.

  1. openbaar (publiek)

Translation Matrix for openbaar:

AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
- publiek
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
öffentlich openbaar; publiek cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; ploertig; rechttoe rechtaan

Palabras relacionadas con "openbaar":


Sinónimos de "openbaar":


Antónimos de "openbaar":


Definiciones relacionadas de "openbaar":

  1. algemeen bekend1
    • hij maakte het bericht openbaar1
  2. waar iedereen in kan of aan mee kan doen1
    • dit is een openbare school1

Wiktionary: openbaar

openbaar
adjective
  1. vrij toegankelijk
  2. Openbaar Ministerie

Cross Translation:
FromToVia
openbaar öffentlich public — pertaining to people as a whole

Openbaar:


Translation Matrix for Openbaar:

AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
Öffentlich Externe contactpersonen; Openbaar
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
Externe Kontakte Externe contactpersonen; Openbaar

openbaar forma de openbaren:

openbaren verbo (openbaar, openbaart, openbaarde, openbaarden, geopenbaard)

  1. openbaren (zich uiten)
    offenbaren; vorführen; eröffnen; erleuchten; entschleiern; öffnen; vorweisen; kundgeben; freigeben; hervorbringen
    • offenbaren verbo (offenbare, offenbarst, offenbart, offenbarte, offenbartet, offenbart)
    • vorführen verbo (führe vor, führst vor, führt vor, führte vor, führtet vor, vorgeführt)
    • eröffnen verbo (eröffne, eröffnest, eröffnet, eröffnete, eröffnetet, eröffnet)
    • erleuchten verbo (erleuchte, erleuchtest, erleuchtet, erleuchtete, erleuchtetet, erleuchtet)
    • entschleiern verbo (entschleiere, entschleierst, entschleiert, entschleierte, entschleiertet, entschleiert)
    • öffnen verbo (öffne, öffnest, öffnet, öffnete, öffnetet, geöffnet)
    • vorweisen verbo (weise vor, weist vor, wiest vor, wies vor, vorgewiesen)
    • kundgeben verbo (gebee kund, gebest kund, gebet kund, gebete kund, gebetet kund, kundgegeben)
    • freigeben verbo (gebe frei, gibst frei, gibt frei, gab frei, gabt frei, freigegeben)
    • hervorbringen verbo (bringe hervor, bringst hervor, bringt hervor, brachte hervor, brachtet hervor, hervorgebracht)
  2. openbaren (publiceren; uitbrengen)
    veröffentlichen; bekanntmachen; bekanntgeben
    • veröffentlichen verbo (veröffentliche, veröffentlichst, veröffentlicht, veröffentlichte, veröffentlichtet, veröffentlicht)
    • bekanntmachen verbo (mache bekannt, machst bekannt, macht bekannt, machte bekannt, machtet bekannt, bekannt gemacht)
    • bekanntgeben verbo

Conjugaciones de openbaren:

o.t.t.
  1. openbaar
  2. openbaart
  3. openbaart
  4. openbaren
  5. openbaren
  6. openbaren
o.v.t.
  1. openbaarde
  2. openbaarde
  3. openbaarde
  4. openbaarden
  5. openbaarden
  6. openbaarden
v.t.t.
  1. heb geopenbaard
  2. hebt geopenbaard
  3. heeft geopenbaard
  4. hebben geopenbaard
  5. hebben geopenbaard
  6. hebben geopenbaard
v.v.t.
  1. had geopenbaard
  2. had geopenbaard
  3. had geopenbaard
  4. hadden geopenbaard
  5. hadden geopenbaard
  6. hadden geopenbaard
o.t.t.t.
  1. zal openbaren
  2. zult openbaren
  3. zal openbaren
  4. zullen openbaren
  5. zullen openbaren
  6. zullen openbaren
o.v.t.t.
  1. zou openbaren
  2. zou openbaren
  3. zou openbaren
  4. zouden openbaren
  5. zouden openbaren
  6. zouden openbaren
en verder
  1. is geopenbaard
  2. zijn geopenbaard
diversen
  1. openbaar!
  2. openbaart!
  3. geopenbaard
  4. openbarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for openbaren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bekanntgeben openbaren; publiceren; uitbrengen afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; berichten; erbij zeggen; iets melden; noemen; openbaar maken; oplezen; vermelden
bekanntmachen openbaren; publiceren; uitbrengen afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; decreteren; namen afroepen; nieuwsberichten omroepen; omroepen; openbaar maken; oplezen; ordonneren; uitvaardigen; verordenen; verordineren
entschleiern openbaren; zich uiten ontsluieren
erleuchten openbaren; zich uiten belichten; beschijnen; bestralen; bijlichten; chemotherapie geven; fonkelen; glimmen; glinsteren; iets uitstralen; illumineren; licht laten vallen op; licht schijnen op; stralen; verlichten
eröffnen openbaren; zich uiten ontgrendelen; ontsluiten
freigeben openbaren; zich uiten banen; beschikbaar maken; bevrijden; delen; emanciperen; in vrijheid stellen; laten gaan; laten lopen; loslaten; losmaken; niet vasthouden; openen; openstellen; toegankelijk maken; toewijzing ongedaan maken; van de boeien ontdoen; verlossen; vrijaf geven; vrijgeven; vrijlaten; vrijmaken; vrijvechten
hervorbringen openbaren; zich uiten aankweken; aanplanten; fokken; gebukt gaan onder; genereren; in het leven roepen; kweken; laten zien; maken; ontwerpen; opfokken; opkweken; planten; procreëren; scheppen; te voorschijn halen; telen; tevoorschijn brengen; torsen; verbouwen; voor de dag halen; voortbrengen
kundgeben openbaren; zich uiten aanschrijven; aanzeggen; iets aankondigen; in aantocht zijn; kennis geven; konde doen; zich aandienen; zich voordoen
offenbaren openbaren; zich uiten
veröffentlichen openbaren; publiceren; uitbrengen afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; openbaar maken; openen; openstellen; oplezen; publiceren; toegankelijk maken; vrijgeven
vorführen openbaren; zich uiten aanbieden; etaleren; exposeren; laten zien; offreren; presenteren; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; voorleggen
vorweisen openbaren; zich uiten aantonen; bewijzen; etaleren; laten zien; nagaan; presenteren; staven; tentoonstellen; ter overweging geven; tonen; uitstallen; verifieren; vertonen; voorleggen; zekerstellen
öffnen openbaren; zich uiten losknopen; ontgrendelen; ontknopen; ontsluiten; opendoen; openen; openmaken

Wiktionary: openbaren

openbaren
verb
  1. wat voorheen een geheim was algemeen bekend maken

Cross Translation:
FromToVia
openbaren darlegen; einleuchten; erklären; erläutern; entwickeln développerdégager une chose de ce qui l’envelopper.

Traducciones relacionadas de openbaar