Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de slip de neerlandés a alemán

slip:

slip [de ~ (m)] sustantivo

  1. de slip (onderbroek; slipje)
    die Unterhose; der Slip

Translation Matrix for slip:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Slip onderbroek; slip; slipje broekje; korte broek; onderbroeken; slipjes
Unterhose onderbroek; slip; slipje broekje; korte broek

Palabras relacionadas con "slip":


Wiktionary: slip


Cross Translation:
FromToVia
slip Unterhose briefs — male underwear
slip Unterkleid slip — women’s undergarment

slip forma de slippen:

slippen verbo (slip, slipt, slipte, slipten, geslipt)

  1. slippen (uitglijden)
    rutschen; glitschen; gleiten; ausrutschen; schlittern; ausgleiten
    • rutschen verbo (rutsche, rutschest, rutscht, rutschte, rutschtet, gerutscht)
    • glitschen verbo (glitsche, glitschst, glitscht, glitschte, glitschtet, geglitscht)
    • gleiten verbo (gleite, gleitest, gleitet, glitt, glittet, geglitten)
    • ausrutschen verbo (rutsche aus, rutschst aus, rutscht aus, rutschte aus, rutschtet aus, ausgerutscht)
    • schlittern verbo (schlittere, schlitterst, schlittert, schlitterte, schlittertet, geschlittert)
    • ausgleiten verbo (gleite aus, gleitest aus, gleitet aus, glitt aus, glittet aus, ausgeglitten)
  2. slippen (onderuitgaan; uitschuiven; uitglibberen; )
    ausrutschen; glitschen; fallen; rutschen
    • ausrutschen verbo (rutsche aus, rutschst aus, rutscht aus, rutschte aus, rutschtet aus, ausgerutscht)
    • glitschen verbo (glitsche, glitschst, glitscht, glitschte, glitschtet, geglitscht)
    • fallen verbo (falle, fällst, fällt, fiel, fielt, gefallen)
    • rutschen verbo (rutsche, rutschest, rutscht, rutschte, rutschtet, gerutscht)

Conjugaciones de slippen:

o.t.t.
  1. slip
  2. slipt
  3. slipt
  4. slippen
  5. slippen
  6. slippen
o.v.t.
  1. slipte
  2. slipte
  3. slipte
  4. slipten
  5. slipten
  6. slipten
v.t.t.
  1. heb geslipt
  2. hebt geslipt
  3. heeft geslipt
  4. hebben geslipt
  5. hebben geslipt
  6. hebben geslipt
v.v.t.
  1. had geslipt
  2. had geslipt
  3. had geslipt
  4. hadden geslipt
  5. hadden geslipt
  6. hadden geslipt
o.t.t.t.
  1. zal slippen
  2. zult slippen
  3. zal slippen
  4. zullen slippen
  5. zullen slippen
  6. zullen slippen
o.v.t.t.
  1. zou slippen
  2. zou slippen
  3. zou slippen
  4. zouden slippen
  5. zouden slippen
  6. zouden slippen
en verder
  1. ben geslipt
  2. bent geslipt
  3. is geslipt
  4. zijn geslipt
  5. zijn geslipt
  6. zijn geslipt
diversen
  1. slip!
  2. slipt!
  3. geslipt
  4. slippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

slippen [het ~] sustantivo

  1. het slippen
    rutschen; schlittern

Translation Matrix for slippen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
rutschen slippen
schlittern slippen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
ausgleiten slippen; uitglijden blunderen; floepen; glibberen; glijden; glippen; wegglippen
ausrutschen onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten blunderen; floepen; glippen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen; wegglippen
fallen onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten achteruitgaan; afdekken; afglijden; afnemen; afruimen; aftakelen; afzakken; buitelen; declineren; donderen; duikelen; inzinken; kelderen; minder worden; onder water gaan; ondergaan; onderuitgaan; onweren; op zijn bek gaan; opruimen; ten val komen; vallen; vervallen; wegglijden; wegzinken; zakken; zinken
gleiten slippen; uitglijden blunderen; floepen; glibberen; glijden; glippen; roetsjen; taxiën; wegglippen
glitschen onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten afglijden; aftakelen; afzakken; blunderen; floepen; glibberen; glijden; glippen; inzinken; roetsjen; vervallen; wegglijden; wegglippen; wegzinken
rutschen onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten floepen; glibberen; glijden; glippen; roetsjen; wegglippen
schlittern slippen; uitglijden blunderen; deinen; floepen; glibberen; glijden; glippen; golven; roetsjen; wegglippen

Palabras relacionadas con "slippen":


Definiciones relacionadas de "slippen":

  1. greep op het wegdek verliezen en daardoor niet meer rechtdoor rijden1
    • de auto slipte op de gladde brug en dook de sloot in1

Wiktionary: slippen

slippen
verb
  1. door gladheid over de weg schuiven
slippen
Cross Translation:
FromToVia
slippen ausrutschen slip — to lose one's traction



Alemán

Traducciones detalladas de slip de alemán a neerlandés

Slip:

Slip [der ~] sustantivo

  1. der Slip (Unterhose)
    het slipje; de onderbroek; de slip
  2. der Slip (Höschen; Schlüpfer; Unterhose)
    korte broek; het broekje
  3. der Slip (Unterhosen; Schlüpfer; Höschen)
    de onderbroeken; slipjes

Translation Matrix for Slip:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
broekje Höschen; Schlüpfer; Slip; Unterhose
korte broek Höschen; Schlüpfer; Slip; Unterhose
onderbroek Slip; Unterhose
onderbroeken Höschen; Schlüpfer; Slip; Unterhosen
slip Slip; Unterhose
slipje Slip; Unterhose
slipjes Höschen; Schlüpfer; Slip; Unterhosen

Sinónimos de "Slip":