Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/alemán ->Buscar: gebogen

Resultados de gebogen en neerlandés y alemán

Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. gebogen:
  2. bogen:
  3. buigen:
  4. Wiktionary:
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. gebogen:
  2. biegen:
  3. Wiktionary:

Neerlandés

Traducciones detalladas de gebogen de neerlandés a alemán

gebogen:

gebogen adj.

  1. gebogen (gekromd; krom)
    gekrümmt; gebogen
  2. gebogen (gewelfd)
    gebogen; gewölbt; gekrümmt
  3. gebogen (voorovergebogen)
    vorüber gebogen; gebogen; gewölbt; gewunden; geneigt; verneigt; gekrümmt

Translation Matrix for gebogen:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
gebogen gebogen; gekromd; gewelfd; krom; voorovergebogen concaaf; holrond
gekrümmt gebogen; gekromd; gewelfd; krom; voorovergebogen
geneigt gebogen; voorovergebogen bereidvaardig; genegen; gewillig; gezind; van plan; van zins
gewunden gebogen; voorovergebogen bochtig; gedraaid; gekronkeld; geslingerd; kronkelend; kronkelig; slingerend
gewölbt gebogen; gewelfd; voorovergebogen bol; bolstaand
verneigt gebogen; voorovergebogen
vorüber gebogen gebogen; voorovergebogen

Wiktionary: gebogen

Cross Translation:
FromToVia
• gebogen → gebeugt ↔ bent — folded
• gebogen → gebogen; krumm ↔ courbe — qui n’est droit

bogen:

bogen [de ~] sustantivo, plural

  1. de bogen
    die Bögen

bogen verbo (boog, boogt, boogde, boogden, gebogen)

  1. bogen (zich kunnen beroemen op)
    rühmen; sich mit etwas brüsten

Conjugaciones de bogen:

o.t.t.
  1. boog
  2. boogt
  3. boogt
  4. bogen
  5. bogen
  6. bogen
o.v.t.
  1. boogde
  2. boogde
  3. boogde
  4. boogden
  5. boogden
  6. boogden
v.t.t.
  1. ben gebogen
  2. bent gebogen
  3. is gebogen
  4. zijn gebogen
  5. zijn gebogen
  6. zijn gebogen
v.v.t.
  1. was gebogen
  2. was gebogen
  3. was gebogen
  4. waren gebogen
  5. waren gebogen
  6. waren gebogen
o.t.t.t.
  1. zal bogen
  2. zult bogen
  3. zal bogen
  4. zullen bogen
  5. zullen bogen
  6. zullen bogen
o.v.t.t.
  1. zou bogen
  2. zou bogen
  3. zou bogen
  4. zouden bogen
  5. zouden bogen
  6. zouden bogen
diversen
  1. boog!
  2. boogt!
  5. gebogen
  6. bogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bogen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Bögen bogen handbogen; strijkbogen; strijkstokken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
rühmen bogen; zich kunnen beroemen op de hemel in prijzen; eerbied bewijzen; eren; hemelhoog prijzen; lofprijzen; ophemelen; prijzen; van een prijs voorzien
sich mit etwas brüsten bogen; zich kunnen beroemen op

Palabras relacionadas con "bogen":


Wiktionary: bogen

Cross Translation:
FromToVia
• bogen → angeben; prahlen ↔ boast — to brag; to talk loudly in praise of oneself

gebogen forma de buigen:

buigen verbo (buig, buigt, boog, bogen, gebogen)

  1. buigen (krombuigen)
    biegen; beugen; krümmen; umbiegen; verbiegen; krummbiegen
    • biegen verbo (biege, biegst, biegt, bog, bogt, gebogen)
    • beugen verbo (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
    • krümmen verbo (krümme, krümmst, krümmt, krümmte, krümmtet, gekrümmt)
    • umbiegen verbo (biege um, biegst um, biegt um, bog um, bogt um, umgebogen)
    • verbiegen verbo (verbiege, verbiegst, verbiegt, verbog, verbogt, verbogen)
    • krummbiegen verbo
  2. buigen (eer betuigen)
    beugen; sich neigen; sich vorüberbeugen; verbeugen; verneigen; sich beugen; sich verneigen; sich verbeugen; Ehre bezeugen
    • beugen verbo (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
    • sich neigen verbo (neige mich, neigst dich, neigt sich, neigte sich, neigtet euch, sich geneigt)
    • sich vorüberbeugen verbo (beuge mich vorüber, beugst dich vorüber, beugt sich vorüber, beugte sich vorüber, beugtet euch vorüber, sich vorübergebogen)
    • verbeugen verbo (verbeuge, verbeugst, verbeugt, verbeugte, verbeugtet, verbeugt)
    • verneigen verbo (verneige, verneigst, verneigt, verneigte, verneigtet, verneigt)
    • sich beugen verbo (beuge mich, beugst dich, beugt sich, beugte sich, beugtet euch, sich gebeugt)
    • sich verneigen verbo (verneige mich, verneigst dich, verneigt sich, verneigte sich, verneigtet euch, sich verneigt)
    • sich verbeugen verbo (verbeuge mich, verbeugst dich, verbeugt sich, verbeugte sich, verbeugtet euch, sich verbeugt)
  3. buigen (welven; krommen)
    biegen; beugen; krümmen; verbeugen; knicken; verneigen; flektieren; hinneigen; sich neigen; sichbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; sichverbeugen
    • biegen verbo (biege, biegst, biegt, bog, bogt, gebogen)
    • beugen verbo (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
    • krümmen verbo (krümme, krümmst, krümmt, krümmte, krümmtet, gekrümmt)
    • verbeugen verbo (verbeuge, verbeugst, verbeugt, verbeugte, verbeugtet, verbeugt)
    • knicken verbo (knicke, knickst, knickt, knickte, knicktet, geknickt)
    • verneigen verbo (verneige, verneigst, verneigt, verneigte, verneigtet, verneigt)
    • flektieren verbo (flektiere, flektierst, flektiert, flektierte, flektiertet, flektiert)
    • hinneigen verbo (neige hin, neigst hin, neigt hin, neigte hin, neigtet hin, hingeneigt)
    • sich neigen verbo (neige mich, neigst dich, neigt sich, neigte sich, neigtet euch, sich geneigt)
    • sichbeugen verbo
  4. buigen (krommen; krom buigen)
    beugen; hinneigen; krümmen; knicken
    • beugen verbo (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
    • hinneigen verbo (neige hin, neigst hin, neigt hin, neigte hin, neigtet hin, hingeneigt)
    • krümmen verbo (krümme, krümmst, krümmt, krümmte, krümmtet, gekrümmt)
    • knicken verbo (knicke, knickst, knickt, knickte, knicktet, geknickt)
  5. buigen (eerbied tonen)
    sich verneigen; sich verbeugen
    • sich verneigen verbo (verneige mich, verneigst dich, verneigt sich, verneigte sich, verneigtet euch, sich verneigt)
    • sich verbeugen verbo (verbeuge mich, verbeugst dich, verbeugt sich, verbeugte sich, verbeugtet euch, sich verbeugt)

Conjugaciones de buigen:

o.t.t.
  1. buig
  2. buigt
  3. buigt
  4. buigen
  5. buigen
  6. buigen
o.v.t.
  1. boog
  2. boog
  3. boog
  4. bogen
  5. bogen
  6. bogen
v.t.t.
  1. heb gebogen
  2. hebt gebogen
  3. heeft gebogen
  4. hebben gebogen
  5. hebben gebogen
  6. hebben gebogen
v.v.t.
  1. had gebogen
  2. had gebogen
  3. had gebogen
  4. hadden gebogen
  5. hadden gebogen
  6. hadden gebogen
o.t.t.t.
  1. zal buigen
  2. zult buigen
  3. zal buigen
  4. zullen buigen
  5. zullen buigen
  6. zullen buigen
o.v.t.t.
  1. zou buigen
  2. zou buigen
  3. zou buigen
  4. zouden buigen
  5. zouden buigen
  6. zouden buigen
en verder
  1. ben gebogen
  2. bent gebogen
  3. is gebogen
  4. zijn gebogen
  5. zijn gebogen
  6. zijn gebogen
diversen
  1. buig!
  2. buigt!
  5. gebogen
  6. buigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for buigen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
Ehre bezeugen buigen; eer betuigen
beugen buigen; eer betuigen; krom buigen; krombuigen; krommen; welven aanranden; declineren; verbuigen; verkrachten; vervoegen
biegen buigen; krombuigen; krommen; welven doen buigen; krom buigen; ombuigen; verbuigen
flektieren buigen; krommen; welven
hinneigen buigen; krom buigen; krommen; welven
knicken buigen; krom buigen; krommen; welven afknappen; er vanaf breken
krummbiegen buigen; krombuigen
krümmen buigen; krom buigen; krombuigen; krommen; welven
sich beugen buigen; eer betuigen
sich neigen buigen; eer betuigen; krommen; welven hellen; overhellen; voorover buigen; voorover hellen
sich verbeugen buigen; eer betuigen; eerbied tonen
sich verneigen buigen; eer betuigen; eerbied tonen nijgen
sich vorüberbeugen buigen; eer betuigen
sichbeugen buigen; krommen; welven
sichverbeugen buigen; krommen; welven
sichverneigen buigen; krommen; welven
sichvorüberbeugen buigen; krommen; welven
umbiegen buigen; krombuigen doen buigen; krom buigen; ombuigen; verbuigen
verbeugen buigen; eer betuigen; krommen; welven declineren; verbuigen; vervoegen
verbiegen buigen; krombuigen krom buigen; ombuigen; verbuigen
verneigen buigen; eer betuigen; krommen; welven nijgen

Definiciones relacionadas de "buigen":

  1. eerbiedig groeten door hoofd en schouders voorover te doen1
    • Antonio heeft voor de koningin gebogen1
  2. het krom maken1
    • hij buigt het ijzer met een tang1

Wiktionary: buigen

buigen
verb
  1. krommend vervormen
  2. een buiging maken
  3. aandacht besteden aan iets
buigen
  1. (transitiv): einen Gegenstand so verformen, dass sich die Krümmung des Gegenstands ändern
Cross Translation:
FromToVia
• buigen → beugen ↔ bend — to cause to shape into a curve
• buigen → biegen; durchbiegen ↔ bend — to become curved
• buigen → verbiegen; biegen ↔ curve — bend, crook
• buigen → Beweglichkeit; Anpassungsfähigkeit ↔ flex — the act of flexing
• buigen → biegen; knicken ↔ flex — to bend something
• buigen → knien ↔ kowtow — kneel such that forehead touches ground
• buigen → biegen; beugen; flektieren ↔ courber — rendre courbe.
• buigen → biegen; beugen; flektieren ↔ fléchir — Faire ployer, courber.
• buigen → neigen; hinneigen ↔ incliner — mettre dans une situation oblique, par rapport au plan de l’horizon.
• buigen → neigen; beugen; bücken; lehnen; ausgießen; ausschütten ↔ pencher — Incliner (sens général)
• buigen → biegen; beugen; flektieren ↔ ployer — fléchir, courber.



Alemán

Traducciones detalladas de gebogen de alemán a neerlandés

gebogen:

gebogen adj.

  1. gebogen (gekrümmt)
    gebogen; krom; gekromd
  2. gebogen (gewölbt; gekrümmt)
    gebogen; gewelfd
  3. gebogen (hohl)
    concaaf; holrond
  4. gebogen (vorüber gebogen; gewölbt; gewunden; )
    gebogen; voorovergebogen

Translation Matrix for gebogen:

AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
concaaf gebogen; hohl
gekromd gebogen; gekrümmt
gewelfd gebogen; gekrümmt; gewölbt
holrond gebogen; hohl
krom gebogen; gekrümmt
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
gebogen gebogen; gekrümmt; geneigt; gewunden; gewölbt; verneigt; vorüber gebogen
voorovergebogen gebogen; gekrümmt; geneigt; gewunden; gewölbt; verneigt; vorüber gebogen

Wiktionary: gebogen

Cross Translation:
FromToVia
• gebogen → gebogen; krom ↔ courbe — qui n’est droit

gebogen forma de biegen:

biegen verbo (biege, biegst, biegt, bog, bogt, gebogen)

  1. biegen (krummbiegen; beugen; krümmen; umbiegen; verbiegen)
    buigen; krombuigen
  2. biegen (sichbeugen; beugen; krümmen; )
    welven; buigen; krommen
    • welven verbo (welf, welft, welfde, welfden, gewelfd)
    • buigen verbo (buig, buigt, boog, bogen, gebogen)
    • krommen verbo (krom, kromt, kromde, kromden, gekromd)
  3. biegen (umbiegen; verbiegen)
    ombuigen; krom buigen; verbuigen
    • ombuigen verbo (buig om, buigt om, boog om, bogen om, omgebogen)
    • krom buigen verbo (buig krom, buigt krom, boog krom, bogen krom, krom gebogen)
    • verbuigen verbo (verbuig, verbuigt, verboog, verbogen, verbogen)
  4. biegen (umbiegen)
    ombuigen; doen buigen

Conjugaciones de biegen:

Präsens
  1. biege
  2. biegst
  3. biegt
  4. biegen
  5. biegt
  6. biegen
Imperfekt
  1. bog
  2. bogst
  3. bog
  4. bogen
  5. bogt
  6. bogen
Perfekt
  1. habe gebogen
  2. hast gebogen
  3. hat gebogen
  4. haben gebogen
  5. habt gebogen
  6. haben gebogen
1. Konjunktiv [1]
  1. biege
  2. biegest
  3. biege
  4. biegen
  5. bieget
  6. biegen
2. Konjunktiv
  1. böge
  2. bögest
  3. böge
  4. bögen
  5. böget
  6. bögen
Futur 1
  1. werde biegen
  2. wirst biegen
  3. wird biegen
  4. werden biegen
  5. werdet biegen
  6. werden biegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde biegen
  2. würdest biegen
  3. würde biegen
  4. würden biegen
  5. würdet biegen
  6. würden biegen
Diverses
  1. bieg!
  2. biegt!
  3. biegen Sie!
  5. gebogen
  6. biegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for biegen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
verbuigen Beugung; Deklinierung; Flexion
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
buigen beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krummbiegen; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen Ehre bezeugen; beugen; hinneigen; knicken; krümmen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; verbeugen; verneigen
doen buigen biegen; umbiegen
krom buigen biegen; umbiegen; verbiegen beugen; hinneigen; knicken; krümmen
krombuigen beugen; biegen; krummbiegen; krümmen; umbiegen; verbiegen sichverziehen
krommen beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen beugen; hinneigen; knicken; krümmen
ombuigen biegen; umbiegen; verbiegen
verbuigen biegen; umbiegen; verbiegen abwandeln; abändern; beugen; deklinieren; konjugieren; verbeugen
welven beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen

Sinónimos de "biegen":


Wiktionary: biegen

biegen
  1. (transitiv): einen Gegenstand so verformen, dass sich die Krümmung des Gegenstands ändern
biegen
verb
  1. krommend vervormen
Cross Translation:
FromToVia
• biegen → buigen; plooien ↔ bend — to become curved
• biegen → buigen; plooien; krommen ↔ curve — bend, crook
• biegen → buigen; plooien ↔ flex — to bend something
• biegen → plooien ↔ flex — to repeatedly bend one's joints
• biegen → afslaan ↔ turn — change one's direction of travel
• biegen → buigen; krombuigen; krommen; verbuigen; doorbuigen; ombuigen ↔ courber — rendre courbe.
• biegen → buigen; doorbuigen; ombuigen ↔ fléchir — Faire ployer, courber.
• biegen → buigen; doorbuigen; ombuigen ↔ ployer — fléchir, courber.

Traducciones relacionadas de gebogen







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.1459 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos