Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de aankruisen de neerlandés a alemán

aankruisen:

aankruisen verbo (kruis aan, kruist aan, kruiste aan, kruisten aan, aangekruist)

  1. aankruisen (merken)
    ankreuzen; anmerken; abzeichnen
    • ankreuzen verbo (kreuze an, kreuzt an, kreuzte an, kreuztet an, angekreuzt)
    • anmerken verbo (merke an, merkst an, merkt an, merkte an, merktet an, angemerkt)
    • abzeichnen verbo (zeichne ab, zeichnst ab, zeichnt ab, zeichnte ab, zeichntet ab, abgezeichnet)
  2. aankruisen (merken)
    merken; ankreuzen; markieren; kennzeichnen; zeichnen
    • merken verbo (merke, merkst, merkt, merkte, merktet, gemerkt)
    • ankreuzen verbo (kreuze an, kreuzt an, kreuzte an, kreuztet an, angekreuzt)
    • markieren verbo (markiere, markierst, markiert, markierte, markiertet, markiert)
    • kennzeichnen verbo (kennzeichne, kennzeichnst, kennzeichnt, kennzeichnte, kennzeichntet, gekennzeichnet)
    • zeichnen verbo (zeichne, zeichnest, zeichnet, zeichnete, zeichnetet, gezeichnet)

Conjugaciones de aankruisen:

o.t.t.
  1. kruis aan
  2. kruist aan
  3. kruist aan
  4. kruisen aan
  5. kruisen aan
  6. kruisen aan
o.v.t.
  1. kruiste aan
  2. kruiste aan
  3. kruiste aan
  4. kruisten aan
  5. kruisten aan
  6. kruisten aan
v.t.t.
  1. heb aangekruist
  2. hebt aangekruist
  3. heeft aangekruist
  4. hebben aangekruist
  5. hebben aangekruist
  6. hebben aangekruist
v.v.t.
  1. had aangekruist
  2. had aangekruist
  3. had aangekruist
  4. hadden aangekruist
  5. hadden aangekruist
  6. hadden aangekruist
o.t.t.t.
  1. zal aankruisen
  2. zult aankruisen
  3. zal aankruisen
  4. zullen aankruisen
  5. zullen aankruisen
  6. zullen aankruisen
o.v.t.t.
  1. zou aankruisen
  2. zou aankruisen
  3. zou aankruisen
  4. zouden aankruisen
  5. zouden aankruisen
  6. zouden aankruisen
diversen
  1. kruis aan!
  2. kruist aan!
  3. aangekruist
  4. aankruisende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aankruisen [znw.] sustantivo

  1. aankruisen (afvinken; aanstrepen)
    Ankreuzen; Anstreichen

Translation Matrix for aankruisen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Ankreuzen aankruisen; aanstrepen; afvinken
Anstreichen aankruisen; aanstrepen; afvinken aanstrepen; beschilderen; het verven; schilderen; schilderwerk; verven
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
abzeichnen aankruisen; merken natekenen; ondertekenen; paraferen; signeren; tekenen; uitstippelen; uitzetten
ankreuzen aankruisen; merken
anmerken aankruisen; merken noteren; opschrijven
kennzeichnen aankruisen; merken bepalen; branden; brandmerken; definiëren; inbranden; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; keurmerken; markeren; omschrijven; tekenen; typeren; van stigma's voorzien
markieren aankruisen; merken branden; brandmerken; een melding geven; inbranden; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; markeren; selecteren; taggen; typeren; van stigma's voorzien
merken aankruisen; merken aanvoelen; beleven; bemerken; bespeuren; ervaren; gewaarworden; lucht krijgen van; merken; ondervinden; ontwaren; opmerken; signaleren; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien
zeichnen aankruisen; merken afbeelden; ondertekenen; paraferen; portretteren; schilderen; signeren; tekenen; uittekenen

Wiktionary: aankruisen


Cross Translation:
FromToVia
aankruisen markieren; abzeichnen check — to mark with a checkmark
aankruisen abhaken; ankreuzen tick — make a tick mark
aankruisen markieren; ankreuzen; abhaken cocher — Marquer d’une coche, d’une entaille.