Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de verblijf de neerlandés a alemán

verblijf:

verblijf [het ~] sustantivo

  1. het verblijf (huis; optrekje; stulp)
    Häuschen; die Hütte
  2. het verblijf (woning; huis; residentie; woonhuis; thuis)
    die Wohnung; Zuhause; Heim; der Wohnort; der Sitz; der Wohnsitz

Translation Matrix for verblijf:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Heim huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis asiel; hospitium; opvangcentrum
Häuschen huis; optrekje; stulp; verblijf buitenhuis; buitenverblijf; huisje; landhuis
Hütte huis; optrekje; stulp; verblijf armoedige woning; cabine; dierenverblijfplaats; herdershut; herdershutje; hok; hut; hutje; kajuit; kavalje; kleine herdershut; kot; krot; krotwoning
Sitz huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis crapaud; fauteuil; gestoelte; luie stoel; makkelijke stoel; pasvorm; stoel; zetel; zitplaats
Wohnort huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis woonplaats
Wohnsitz huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis domicilie; verblijfplaats; vestigingsplaats; woonplaats
Wohnung huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis accommodatie; appartement; behuizing; honk; huisvesting; kwartier; onderdak; onderkomen; tehuis; verblijfplaats
Zuhause huis; residentie; thuis; verblijf; woning; woonhuis thuis

Definiciones relacionadas de "verblijf":

  1. het ergens zijn1
    • ons verblijf in Amerika was geen succes1
  2. plaats waar je bent1
    • in het dagverblijf mag je roken1

Wiktionary: verblijf


Cross Translation:
FromToVia
verblijf Aufenthalt abode — stay or continuance in a place; sojourn
verblijf Wohnung; Bleibe abode — slightly dated: residence
verblijf Wohnsitz; Aufenthalt; Aufenthaltsort séjour — Demeure

verblijf forma de verblijven:

verblijven [het ~] sustantivo

  1. het verblijven
    sich Aufhalten; Wohnen

verblijven verbo (verblijf, verblijft, verbleef, verbleven, verbleven)

  1. verblijven (wonen; leven; resideren; logeren)
    wohnen; leben
    • wohnen verbo (wohne, wohnst, wohnt, wohnte, wohntet, gewohnt)
    • leben verbo (lebe, lebst, lebt, lebte, lebtet, gelebt)

Conjugaciones de verblijven:

o.t.t.
  1. verblijf
  2. verblijft
  3. verblijft
  4. verblijven
  5. verblijven
  6. verblijven
o.v.t.
  1. verbleef
  2. verbleef
  3. verbleef
  4. verbleven
  5. verbleven
  6. verbleven
v.t.t.
  1. heb verbleven
  2. hebt verbleven
  3. heeft verbleven
  4. hebben verbleven
  5. hebben verbleven
  6. hebben verbleven
v.v.t.
  1. had verbleven
  2. had verbleven
  3. had verbleven
  4. hadden verbleven
  5. hadden verbleven
  6. hadden verbleven
o.t.t.t.
  1. zal verblijven
  2. zult verblijven
  3. zal verblijven
  4. zullen verblijven
  5. zullen verblijven
  6. zullen verblijven
o.v.t.t.
  1. zou verblijven
  2. zou verblijven
  3. zou verblijven
  4. zouden verblijven
  5. zouden verblijven
  6. zouden verblijven
diversen
  1. verblijf!
  2. verblijft!
  3. verbleven
  4. verblijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verblijven:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Wohnen verblijven
sich Aufhalten verblijven
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
leben leven; logeren; resideren; verblijven; wonen accommoderen; bestaan; existeren; gevestigd zijn; gezeten zijn; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; leven; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen; resideren; zetelen; zijn
wohnen leven; logeren; resideren; verblijven; wonen accommoderen; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen; resideren; verblijfplaats hebben

Wiktionary: verblijven


Cross Translation:
FromToVia
verblijven weilen abide — to dwell
verblijven leben; verbleiben; wohnen dwell — live, reside
verblijven aufhalten; bleiben stay — To remain in a particular place
verblijven bleiben stay — To continue to have a particular quality
verblijven verweilen; weilen tarry — stay somewhere temporarily
verblijven bleiben; verbleiben; übrigbleiben restercontinuer d’être à un endroit ou dans un état.

Traducciones automáticas externas:

Traducciones relacionadas de verblijf