Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. knevel:
  2. knevelen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de knevel de neerlandés a alemán

knevel:

knevel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de knevel (snor; snorbaard)
    der Schnurrbart

Translation Matrix for knevel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Schnurrbart knevel; snor; snorbaard

Palabras relacionadas con "knevel":


Wiktionary: knevel


Cross Translation:
FromToVia
knevel Schnurrbart moustache — anatomie|fr poils qui pousser au- dessus de la lèvre supérieure.

knevelen:

knevelen verbo (knevel, knevelt, knevelde, knevelden, gekneveld)

  1. knevelen (binden; vastbinden; strikken; vastmaken; knopen)
    knebeln; den Mund verbieten; erpressen
    • knebeln verbo (knebele, knebelst, knebelt, knebelte, knebeltet, geknebelt)
    • erpressen verbo (erpresse, erpreßt, erpresste, erpresstet, erpreßt)

Conjugaciones de knevelen:

o.t.t.
  1. knevel
  2. knevelt
  3. knevelt
  4. knevelen
  5. knevelen
  6. knevelen
o.v.t.
  1. knevelde
  2. knevelde
  3. knevelde
  4. knevelden
  5. knevelden
  6. knevelden
v.t.t.
  1. heb gekneveld
  2. hebt gekneveld
  3. heeft gekneveld
  4. hebben gekneveld
  5. hebben gekneveld
  6. hebben gekneveld
v.v.t.
  1. had gekneveld
  2. had gekneveld
  3. had gekneveld
  4. hadden gekneveld
  5. hadden gekneveld
  6. hadden gekneveld
o.t.t.t.
  1. zal knevelen
  2. zult knevelen
  3. zal knevelen
  4. zullen knevelen
  5. zullen knevelen
  6. zullen knevelen
o.v.t.t.
  1. zou knevelen
  2. zou knevelen
  3. zou knevelen
  4. zouden knevelen
  5. zouden knevelen
  6. zouden knevelen
en verder
  1. ben gekneveld
  2. bent gekneveld
  3. is gekneveld
  4. zijn gekneveld
  5. zijn gekneveld
  6. zijn gekneveld
diversen
  1. knevel!
  2. knevelt!
  3. gekneveld
  4. knevelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knevelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
den Mund verbieten binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken
erpressen binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken afdwingen; afpersen; chanteren; door iets genoodzaakt worden; dwingen; forceren; intimideren; noodzaken; nopen; onder druk zetten
knebeln binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken in de val laten lopen; strikken; vastbinden; vastsjorren

Palabras relacionadas con "knevelen":


Wiktionary: knevelen

knevelen
verb
  1. binden, boeien

Cross Translation:
FromToVia
knevelen mundtot machen gag — To restrain someone's speech
knevelen knebeln; fesseln hog-tie — figurative use