Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. raaskallen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de raaskallen de neerlandés a alemán

raaskallen:

raaskallen verbo (raaskal, raaskalt, raaskalde, raaskalden, geraaskald)

  1. raaskallen (onzin uitkramen; kletsen; onzin verkopen; ijlen; wartaal spreken)
    quatschen; schwätzen; phantasieren; faseln; Unsinn reden; irre reden
    • quatschen verbo (quatsche, quatschst, quatscht, quatschte, quatschtet, gequatscht)
    • schwätzen verbo (schwätze, schwätzt, schwätzte, schwätztet, geschwätzt)
    • phantasieren verbo (phantasiere, phantasierst, phantasiert, phantasierte, phantasiertet, phantasiert)
    • faseln verbo (fasle, faselst, faselt, faselte, faseltet, gefaselt)
    • Unsinn reden verbo (rede Unsinn, redest Unsinn, redet Unsinn, redete Unsinn, redetet Unsinn, Unsinn geredet)
    • irre reden verbo

Conjugaciones de raaskallen:

o.t.t.
  1. raaskal
  2. raaskalt
  3. raaskalt
  4. raaskallen
  5. raaskallen
  6. raaskallen
o.v.t.
  1. raaskalde
  2. raaskalde
  3. raaskalde
  4. raaskalden
  5. raaskalden
  6. raaskalden
v.t.t.
  1. heb geraaskald
  2. hebt geraaskald
  3. heeft geraaskald
  4. hebben geraaskald
  5. hebben geraaskald
  6. hebben geraaskald
v.v.t.
  1. had geraaskald
  2. had geraaskald
  3. had geraaskald
  4. hadden geraaskald
  5. hadden geraaskald
  6. hadden geraaskald
o.t.t.t.
  1. zal raaskallen
  2. zult raaskallen
  3. zal raaskallen
  4. zullen raaskallen
  5. zullen raaskallen
  6. zullen raaskallen
o.v.t.t.
  1. zou raaskallen
  2. zou raaskallen
  3. zou raaskallen
  4. zouden raaskallen
  5. zouden raaskallen
  6. zouden raaskallen
diversen
  1. raaskal!
  2. raaskalt!
  3. geraaskald
  4. raaskallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for raaskallen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
Unsinn reden ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken
faseln ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken babbelen; bazelen; communiceren; een conversatie hebben; etteren; griepen; in contact staan; kakelen; klappen; kletsen; klieren; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lallen; leuteren; morren; murmeren; ontevreden mompelen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeiken; zwammen
irre reden ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken
phantasieren ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken bedenken; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
quatschen ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken babbelen; communiceren; een conversatie hebben; in contact staan; kakelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; leuteren; lullen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
schwätzen ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; kwaken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lullen; praten; protesteren; snateren; spreken; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen

Wiktionary: raaskallen


Cross Translation:
FromToVia
raaskallen delirieren; irre reden; faseln délirer — Avoir le délire, être en délire.