Adjective | Traducciones relacionadas | Other Translations |
-
|
rein
|
|
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
anständig
|
kuis; net; rein; schoon
|
behoorlijk; beschaafd; billijk; danig; deugdzaam; duchtig; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; geschikt; netjes; nogal; ontwikkeld; ordentelijk; redelijk; schappelijk; tamelijk; welgemanierd; wellevend; welopgevoed; zedig
|
attraktiv
|
bevallig; knap; mooi; schoon; welgemaakt
|
aanbiddelijk; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aantrekkelijke; aardig; attractief; begeerenswaardig; bekoorlijk; bevallig; charmant; decoratief; fraai; goed ogend; knap; leuk; lief; mooi; schattig; sympathiek; uitlokkend; uitnodigend; verleidelijk; verlokkend; verrukkelijk; verzoekend; welgevallig
|
aufgeräumt
|
netjes; opgeruimd; ordelijk; proper; schoon; zindelijk; zuiver
|
opgeruimd; ordelijk gemaakt
|
fleckenlos
|
hygienisch; kuis; rein; schoon; zuiver
|
brandschoon; correct; keurig; onberispelijk; onbesproken; onbevlekt; onschuldig; rein; smetteloos; vlekkeloos
|
geordnet
|
proper; schoon; zindelijk
|
geordend; gepland; gerangschikt; goed geordend; methodisch; opgeruimd; ordelijk; planmatig; stelselmatig; systematisch; welgeordend
|
gepflegt
|
netjes; opgeruimd; ordelijk; proper; schoon; zindelijk
|
aangekleed; beschaafd; chic; decent; deftig; eerbaar; elegant; esthetisch; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; gedistingeerd; gekleed; manierlijk; met zorg aangekweekt; modieuze verfijning; netjes; ontwikkeld; smaakvol; stijlvol; verfijnd; vooraanstaand; voornaam; welvoeglijk
|
gutaussehend
|
bevallig; knap; mooi; schoon; welgemaakt
|
aanlokkelijk; aantrekkelijk; aantrekkelijke; aardig; attractief; bekoorlijk; decoratief; fraai; goed ogend; knap; leuk; leuk van uiterlijk; lief; mooi; sympathiek; uitnodigend; verleidelijk; welgevallig
|
hygienisch
|
proper; schoon; zindelijk
|
blakend; fit; getraind; gezond; hygiënisch
|
hübsch
|
bevallig; knap; mooi; schoon; welgemaakt
|
aangekleed; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; alleraardigst; allerliefst; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; elegant; fraai; gekleed; goed ogend; gracieus; knap; leuk; leuk van uiterlijk; leukjes; lief; lieflijk; mooi; prettig; sierlijk; sympathiek; uitlokkend; uitnodigend; verleidelijk; verlokkend; verzoekend; welgevallig
|
keusch
|
kuis; net; rein; schoon
|
gekuist; kuis; onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos
|
nett
|
bevallig; knap; mooi; schoon; welgemaakt
|
aangenaam; aardig; allerliefst; attent; behaaglijk; behulpzaam; beminnelijk; bevallig; charmant; clever; dottig; enig; fijn; geschikt; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; kien; leuk; lief; pienter; plezant; plezierig; prettig; schattig; schrander; slim; snoezig; snugger; sympathiek; tof; uitgeslapen; vertederend; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig
|
ordentlich
|
netjes; opgeruimd; ordelijk; proper; schoon; zindelijk; zuiver
|
behoorlijk; betamelijk; correct; danig; deugdzaam; duchtig; eerzaam; fatsoenlijk; goed geordend; keurig; methodisch; netjes; onberispelijk; onbesproken; ordentelijk; planmatig; stelselmatig; systematisch; welgeordend; welgevoeglijk; welvoeglijk; zedig
|
rein
|
kuis; net; proper; rein; schoon; zindelijk
|
cru; gaaf; gekuist; gereinigd; gewoonweg; hygiënisch; klinkklaar; louter; maagdelijk; natuurlijk; netjes; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbesmet; onbevlekt; ongebruikt; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; ongerept; onomwonden; onschuldig; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onverzwakt; openlijk; pure; puur; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; rein; ronduit; virginaal; vlekkeloos; zedig gemaakt; zuiver; zuivere
|
reinlich
|
proper; schoon; zindelijk
|
hygiënisch
|
sauber
|
hygienisch; kuis; netjes; opgeruimd; ordelijk; proper; rein; schoon; zindelijk; zuiver
|
brandschoon; decent; eerbaar; fatsoenlijk; gekuist; gereinigd; gewoonweg; hygiënisch; klinkklaar; manierlijk; netjes; onbevlekt; onschuldig; onvermengd; pure; puur; rechttoe; rein; smetteloos; vlekkeloos; welvoeglijk; zedig gemaakt; zuiver; zuivere
|
sauber und rein
|
proper; schoon; zindelijk; zuiver
|
hygiënisch
|
schmuck
|
bevallig; knap; mooi; schoon; welgemaakt
|
attractief; fraai; goed ogend; knap; mooi; welgevallig
|
schön
|
bevallig; knap; mooi; schoon; welgemaakt
|
aanbiddelijk; aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aardig; alleraardigst; allerliefst; appetijtelijk; attractief; begeerenswaardig; behaaglijk; bekoorlijk; bevallig; bewonderenswaardig; charmant; comfortabel; decoratief; fijn; fraai; gemakkelijk; geriefelijk; goed ogend; hartelijk; knap; leuk; lief; lieflijk; minnelijk; mooi; oogstrelend; plezant; plezierig; prettig; schattig; slank en smal; sympathiek; uitlokkend; uitnodigend; verleidelijk; verlokkend; verrukkelijk; verzoekend; vriendelijk; welgevallig
|
sittsam
|
kuis; net; rein; schoon
|
braaf; braafjes; decent; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; ethisch; fatsoenlijk; gekuist; goed opgevoed; ingetogen; kuis; lief; manierlijk; moralistisch; moreel; netjes; stemmig; vervuld van moralisme; voorbeeldig; welvoeglijk; zedelijk; zedig; zoet
|
tadellos
|
netjes; opgeruimd; ordelijk; schoon
|
akkoord; correct; foutloos; gaaf; goed; hoogwaardig; ideaal; in orde; juist; keurig; loepzuiver; mee eens; mieters; onaangetast; onberispelijk; onbesproken; patent; perfect; precies; prima; puntgaaf; schitterend; tof; uitmuntend; uitstekend; van goede kwaliteit; volmaakt; voortreffelijk
|
züchtig
|
kuis; net; rein; schoon
|
decent; eerbaar; fatsoenlijk; gekuist; kuis; manierlijk; netjes; welvoeglijk; zedig
|