Resumen
Neerlandés a alemán: más información...
- aandoen:
-
Wiktionary:
- aandoen → anziehen, in Brand stecken, anstecken, anwenden, benutzen, brauchen, gebrauchen, verwenden, verwerten, antun, auflegen, anlegen, legen, setzen, stecken, stellen, applizieren, verabreichen, auftragen, anbringen, beifügen, hervorrufen, bewirken, veranlassen, verursachen, zufügen, bereiten, geben, schenken, angeben, herreichen, verbringen, zubringen, ausgehen, ausrücken, hinausgehen, erteilen, hervorbringen, erzeugen, tragen, spenden, machen, übergeben, überantworten, anvertrauen, gewähren, gestatten, anberaumen, determinieren, bestimmen, festlegen, festsetzen, abgrenzen, ermitteln, zu einem Entschluß bewegen, aufdrängen, aufnötigen, dringen, aufdringen, zwingen, anmuten, andrehen, vermitteln, anschaffen, beschaffen, besorgen, verschaffen, annehmen, akzeptieren, entgegennehmen, im Empfang nehmen, aufnehmen, auf sich nehmen, sich gefallen lassen, hinnehmen, eingehen auf, einwilligen in, kleiden, ankleiden, bekleiden, beziehen, überziehen, in Stuck arbeiten, drehen, kehren, umdrehen, umwälzen, wenden, umwenden, drechseln
Neerlandés
Traducciones detalladas de aandoen de neerlandés a alemán
aandoen:
-
aandoen (aanrichten; veroorzaken; aanstichten)
anrichten; herbeiführen-
herbeiführen verbo (führe herbei, führst herbei, führt herbei, führte herbei, führtet herbei, herbeigeführt)
-
aandoen (berokkenen; veroorzaken)
-
aandoen (aankleden; aantrekken)
anziehen; ankleiden; sichanziehen; kleiden; anlegen-
sichanziehen verbo (ziehe sich an, ziehst dich an, zieht sich anb, zog sich an, zogt euch an, sich angezogen)
-
aandoen (inschakelen; aandraaien)
einschalten-
einschalten verbo (schalte ein, schaltest ein, schaltet ein, schaltete ein, schaltetet ein, eingeschaltet)
-
-
aandoen (inschakelen; aanzetten; starten; aanmaken)
einschalten; anschalten-
einschalten verbo (schalte ein, schaltest ein, schaltet ein, schaltete ein, schaltetet ein, eingeschaltet)
-
-
aandoen (kwaad doen)
Conjugaciones de aandoen:
o.t.t.
- doe aan
- doet aan
- doet aan
- doen aan
- doen aan
- doen aan
o.v.t.
- deed aan
- deed aan
- deed aan
- deden aan
- deden aan
- deden aan
v.t.t.
- heb aangedaan
- hebt aangedaan
- heeft aangedaan
- hebben aangedaan
- hebben aangedaan
- hebben aangedaan
v.v.t.
- had aangedaan
- had aangedaan
- had aangedaan
- hadden aangedaan
- hadden aangedaan
- hadden aangedaan
o.t.t.t.
- zal aandoen
- zult aandoen
- zal aandoen
- zullen aandoen
- zullen aandoen
- zullen aandoen
o.v.t.t.
- zou aandoen
- zou aandoen
- zou aandoen
- zouden aandoen
- zouden aandoen
- zouden aandoen
diversen
- doe aan!
- doet aan!
- aangedaan
- aandoende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aandoen (kleden; aankleden; aantrekken)
Translation Matrix for aandoen:
Sinónimos de "aandoen":
Antónimos de "aandoen":
Definiciones relacionadas de "aandoen":
Wiktionary: aandoen
Cross Translation: