Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. aanharken:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de aanharken de neerlandés a alemán

aanharken:

aanharken verbo (hark aan, harkt aan, harkte aan, harkten aan, aangeharkt)

  1. aanharken
    rechen; harken; zusammenharken
    • rechen verbo (reche, rechst, recht, rechte, rechtet, gerecht)
    • harken verbo (harke, harkst, harkt, harkte, harktet, geharkt)

Conjugaciones de aanharken:

o.t.t.
  1. hark aan
  2. harkt aan
  3. harkt aan
  4. harken aan
  5. harken aan
  6. harken aan
o.v.t.
  1. harkte aan
  2. harkte aan
  3. harkte aan
  4. harkten aan
  5. harkten aan
  6. harkten aan
v.t.t.
  1. heb aangeharkt
  2. hebt aangeharkt
  3. heeft aangeharkt
  4. hebben aangeharkt
  5. hebben aangeharkt
  6. hebben aangeharkt
v.v.t.
  1. had aangeharkt
  2. had aangeharkt
  3. had aangeharkt
  4. hadden aangeharkt
  5. hadden aangeharkt
  6. hadden aangeharkt
o.t.t.t.
  1. zal aanharken
  2. zult aanharken
  3. zal aanharken
  4. zullen aanharken
  5. zullen aanharken
  6. zullen aanharken
o.v.t.t.
  1. zou aanharken
  2. zou aanharken
  3. zou aanharken
  4. zouden aanharken
  5. zouden aanharken
  6. zouden aanharken
diversen
  1. hark aan!
  2. harkt aan!
  3. aangeharkt
  4. aanharkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanharken:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
harken aanharken bijeenharken; harken
rechen aanharken bijeenharken; harken
zusammenharken aanharken

Wiktionary: aanharken


Cross Translation:
FromToVia
aanharken harken râtelerramasser avec le râteau.