Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. aanspoelen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de aanspoelen de neerlandés a alemán

aanspoelen:

aanspoelen verbo (spoel aan, spoelt aan, spoelde aan, spoelden aan, aangespoeld)

  1. aanspoelen (aandrijven)
    spülen; anschwemmen
    • spülen verbo (spüle, spülst, spült, spülte, spültet, gespült)
    • anschwemmen verbo (schwemme an, schwemmst an, schwemmt an, schwemmte an, schwemmtet an, angeschwemmt)

Conjugaciones de aanspoelen:

o.t.t.
  1. spoel aan
  2. spoelt aan
  3. spoelt aan
  4. spoelen aan
  5. spoelen aan
  6. spoelen aan
o.v.t.
  1. spoelde aan
  2. spoelde aan
  3. spoelde aan
  4. spoelden aan
  5. spoelden aan
  6. spoelden aan
v.t.t.
  1. ben aangespoeld
  2. bent aangespoeld
  3. is aangespoeld
  4. zijn aangespoeld
  5. zijn aangespoeld
  6. zijn aangespoeld
v.v.t.
  1. was aangespoeld
  2. was aangespoeld
  3. was aangespoeld
  4. waren aangespoeld
  5. waren aangespoeld
  6. waren aangespoeld
o.t.t.t.
  1. zal aanspoelen
  2. zult aanspoelen
  3. zal aanspoelen
  4. zullen aanspoelen
  5. zullen aanspoelen
  6. zullen aanspoelen
o.v.t.t.
  1. zou aanspoelen
  2. zou aanspoelen
  3. zou aanspoelen
  4. zouden aanspoelen
  5. zouden aanspoelen
  6. zouden aanspoelen
diversen
  1. spoel aan!
  2. spoelt aan!
  3. aangespoeld
  4. aanspoelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanspoelen [znw.] sustantivo

  1. aanspoelen (aandrijven; stranden)
    Anschwemmen

Translation Matrix for aanspoelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Anschwemmen aandrijven; aanspoelen; stranden
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
anschwemmen aandrijven; aanspoelen aanslibben
spülen aandrijven; aanspoelen afwassen; doorspoelen; doortrekken; spoelen; vaat doen; wegspoelen