Resumen
Neerlandés a alemán: más información...
- aanval:
- aanvallen:
-
Wiktionary:
- aanval → Angriff
- aanval → Ausbruch, Gefühlsausbruch, Anfall, Angriff, Attacke, Offensive, Eingang, Eintritt, Zugang, Zutritt
- aanvallen → attackieren, angreifen, überfallen, herfallen über, anfallen, ausfallen, befallen, losgehen auf, anfechten, in Angriff nehmen, sich machen an, sich hermachen über, zerfressen, zerstören, schädigen, den Kampf beginnen
Neerlandés
Traducciones detalladas de aanval de neerlandés a alemán
aanval:
-
de aanval (bestorming; run; attaque; stormaanval; offensief; stormloop)
-
de aanval (bevlieging; opwelling; vlaag)
die Anwandlung -
de aanval
Translation Matrix for aanval:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
Angriff | aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop | klopjacht; razzia |
Ansturm | aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop | klopjacht; oploopje; razzia; samenkomst; toeloop |
Anwandlung | aanval; bevlieging; opwelling; vlaag | |
Bestürmung | aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop | klopjacht; razzia |
Erstürmung | aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop | klopjacht; razzia |
Sturmangriff | aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop | |
Sturmlauf | aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop | |
Not Specified | Traducciones relacionadas | Other Translations |
Exploit | aanval |
Definiciones relacionadas de "aanval":
Wiktionary: aanval
aanval
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanval | → Ausbruch; Gefühlsausbruch; Anfall | ↔ access — outburst of an emotion |
• aanval | → Angriff; Attacke | ↔ attack — attempt to cause damage or injury |
• aanval | → Angriff; Attacke | ↔ attack — offense of a battle |
• aanval | → Offensive | ↔ offensive — an attack |
• aanval | → Eingang; Eintritt; Anfall; Angriff; Offensive; Zugang; Zutritt | ↔ accès — Action, endroit, ou facilité plus ou moins grande d’accéder dans un lieu, physique ou virtuel. |
• aanval | → Anfall; Angriff; Offensive | ↔ assaut — attaque pour emporter de vif force une ville, une place de guerre, une position, etc. |
• aanval | → Anfall; Angriff; Offensive | ↔ attaque — propre|nocat=1 Action d'attaquer |
aanval forma de aanvallen:
-
aanvallen (attaqueren; overvallen; bestormen)
Conjugaciones de aanvallen:
o.t.t.
- val aan
- valt aan
- valt aan
- vallen aan
- vallen aan
- vallen aan
o.v.t.
- viel aan
- viel aan
- viel aan
- vielen aan
- vielen aan
- vielen aan
v.t.t.
- heb aangevallen
- hebt aangevallen
- heeft aangevallen
- hebben aangevallen
- hebben aangevallen
- hebben aangevallen
v.v.t.
- had aangevallen
- had aangevallen
- had aangevallen
- hadden aangevallen
- hadden aangevallen
- hadden aangevallen
o.t.t.t.
- zal aanvallen
- zult aanvallen
- zal aanvallen
- zullen aanvallen
- zullen aanvallen
- zullen aanvallen
o.v.t.t.
- zou aanvallen
- zou aanvallen
- zou aanvallen
- zouden aanvallen
- zouden aanvallen
- zouden aanvallen
diversen
- val aan!
- valt aan!
- aangevallen
- aanvallende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het aanvallen (attaqueren)
Translation Matrix for aanvallen:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
Anfallen | aanvallen; attaqueren | |
Angreifen | aanvallen; attaqueren | aanranden; aanvechten; bestrijden; betwisten; een uitval doen |
Herzinfarkte | aanvallen; attaques; beroertes | |
Herzstillstände | aanvallen; attaques; beroertes | |
Schlaganfälle | aanvallen; attaques; beroertes | |
angreifen | aantasten | |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
anfallen | aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen | |
angreifen | aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen | aanvechten; bestrijden; betwisten; onteren; ontwijden |
anstürmen | aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen | aanstormen; afstormen op; stormlopen |
bestürmen | aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen | stormlopen |
Antónimos de "aanvallen":
Definiciones relacionadas de "aanvallen":
Wiktionary: aanvallen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanvallen | → attackieren; angreifen | ↔ attack — to apply violent force |
• aanvallen | → attackieren; angreifen | ↔ attack — to aggressively challenge with words |
• aanvallen | → angreifen; attackieren; überfallen; herfallen über | ↔ agresser — attaquer |
• aanvallen | → anfallen; angreifen; ausfallen; befallen; überfallen; attackieren; losgehen auf; anfechten; in Angriff nehmen; sich machen an; sich hermachen über; zerfressen; zerstören; schädigen; den Kampf beginnen | ↔ assaillir — propre|fr (figuré) attaquer vivement par surprise. |
• aanvallen | → anfallen; angreifen; ausfallen; befallen; überfallen; attackieren; losgehen auf; anfechten; in Angriff nehmen; sich machen an; sich hermachen über; zerfressen; zerstören; schädigen; den Kampf beginnen; herfallen über | ↔ attaquer — assaillir par agression. |