Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. afleren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de afleren de neerlandés a alemán

afleren:

afleren verbo (leer af, leert af, leerde af, leerden af, afgeleerd)

  1. afleren (ontwennen)
    entwöhnen; abgewöhnen; verlernen
    • entwöhnen verbo (entwöhne, entwöhnst, entwöhnt, entwöhnte, entwöhntet, entwöhnt)
    • abgewöhnen verbo (gewöhne ab, gewöhnst ab, gewöhnt ab, gewöhnte ab, gewöhntet ab, abgewöhnt)
    • verlernen verbo (verlerne, verlernst, verlernt, verlernte, verlerntet, verlernt)

Conjugaciones de afleren:

o.t.t.
  1. leer af
  2. leert af
  3. leert af
  4. leren af
  5. leren af
  6. leren af
o.v.t.
  1. leerde af
  2. leerde af
  3. leerde af
  4. leerden af
  5. leerden af
  6. leerden af
v.t.t.
  1. heb afgeleerd
  2. hebt afgeleerd
  3. heeft afgeleerd
  4. hebben afgeleerd
  5. hebben afgeleerd
  6. hebben afgeleerd
v.v.t.
  1. had afgeleerd
  2. had afgeleerd
  3. had afgeleerd
  4. hadden afgeleerd
  5. hadden afgeleerd
  6. hadden afgeleerd
o.t.t.t.
  1. zal afleren
  2. zult afleren
  3. zal afleren
  4. zullen afleren
  5. zullen afleren
  6. zullen afleren
o.v.t.t.
  1. zou afleren
  2. zou afleren
  3. zou afleren
  4. zouden afleren
  5. zouden afleren
  6. zouden afleren
diversen
  1. leer af!
  2. leert af!
  3. afgeleerd
  4. aflerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afleren [znw.] sustantivo

  1. afleren (ontwennen; afwennen)
    Abgewöhnen

Translation Matrix for afleren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Abgewöhnen afleren; afwennen; ontwennen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
abgewöhnen afleren; ontwennen
entwöhnen afleren; ontwennen
verlernen afleren; ontwennen verleren