Resumen
Neerlandés a alemán: más información...
- afsplitsen:
-
Wiktionary:
- afsplitsen → spalten, aufspalten, gabeln
Neerlandés
Traducciones detalladas de afsplitsen de neerlandés a alemán
afsplitsen:
-
afsplitsen (afsplijten)
-
afsplitsen (separeren; scheiden; afscheiden; splitsen; afzonderen)
-
afsplitsen (afzonderen; afscheiden; isoleren)
isolieren; absondern; separieren; abtrennen; trennen; aussondern-
aussondern verbo (sondere aus, sonderst aus, sondert aus, sonderte aus, sondertet aus, ausgesondert)
Conjugaciones de afsplitsen:
o.t.t.
- splits af
- splitst af
- splitst af
- splitsen af
- splitsen af
- splitsen af
o.v.t.
- splitste af
- splitste af
- splitste af
- splitsten af
- splitsten af
- splitsten af
v.t.t.
- ben afgesplitst
- bent afgesplitst
- is afgesplitst
- zijn afgesplitst
- zijn afgesplitst
- zijn afgesplitst
v.v.t.
- was afgesplitst
- was afgesplitst
- was afgesplitst
- waren afgesplitst
- waren afgesplitst
- waren afgesplitst
o.t.t.t.
- zal afsplitsen
- zult afsplitsen
- zal afsplitsen
- zullen afsplitsen
- zullen afsplitsen
- zullen afsplitsen
o.v.t.t.
- zou afsplitsen
- zou afsplitsen
- zou afsplitsen
- zouden afsplitsen
- zouden afsplitsen
- zouden afsplitsen
diversen
- splits af!
- splitst af!
- afgesplitst
- afsplitsende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afsplitsen (afsplijting; afsplitsing; afsplijten)
die Abspaltung
Translation Matrix for afsplitsen:
Wiktionary: afsplitsen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afsplitsen | → spalten; aufspalten; gabeln | ↔ fork — computer science: to spawn a new child process |
• afsplitsen | → spalten; aufspalten | ↔ fork — computer science: to split a software project |