Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. benoeming:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de benoeming de neerlandés a alemán

benoeming:

benoeming [de ~ (v)] sustantivo

  1. de benoeming (benaming; aanduiding)
    die Ernennung; die Aufstellung
  2. de benoeming (aanstelling; installatie)
    die Anstellung; die Beschäftigung; die Ernennung; der Job

Translation Matrix for benoeming:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Anstellung aanstelling; benoeming; installatie taakverschaffing; tewerkstelling; werkverschaffing
Aufstellung aanduiding; benaming; benoeming arrangement; bewering; indeling; kader; lijst; lijst van gegevens; omranding; opbouw; opgaaf; opgave; opstelling; ordening; organisatie; overzicht; plaatsing van artikel; rand; rangschikking; samenstelling; schikking; specificatie; staat; staatje; stelling; structuur; systeem; tabel; tafel
Beschäftigung aanstelling; benoeming; installatie activiteit; ambacht; arbeid; bedrijvigheid; beroering; bezigheid; drukte; geraas; heibel; heksenketel; hobby; inspanning; job; karwei; karweitje; klusje; krachttoer; lawaai; leven; loonarbeid; loonwerk; opschudding; pandemonium; rumoer; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; tumult; vak; werk; werkverschaffing; werkzaamheid
Ernennung aanduiding; aanstelling; benaming; benoeming; installatie nominatie; personeelsbenoeming; voordracht
Job aanstelling; benoeming; installatie ambt; beroep; professie

Palabras relacionadas con "benoeming":

  • benoemingen

Wiktionary: benoeming

benoeming
noun
  1. het toewijzen van een ambt aan iemand
benoeming
noun
  1. Ernennung in ein öffentliches Amt von Kirche oder Staat (Höchstrichter, Priester, Universitätsprofessor usw.) oder Anstellung eines Künstlers (Dirigent, Theaterdirektor, Schauspieler, Musiker usw.)