Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de beroepen de neerlandés a alemán

beroepen:

beroepen verbo (beroep, beroept, beroepte, beroepten, beroept)

  1. beroepen
    sich berufen; Berufung einlegen; ernennen
    • sich berufen verbo (berufe mich, berufst dich, beruft sich, berief sich, berieft euch, sich berufen)
    • Berufung einlegen verbo (lege Berufung ein, legst Berufung ein, legt Berufung ein, legte Berufung ein, legtet Berufung ein, Berufung eingelegt)
    • ernennen verbo (ernenne, ernennst, ernennt, ernannte, ernanntet, ernannt)

Conjugaciones de beroepen:

o.t.t.
  1. beroep
  2. beroept
  3. beroept
  4. beroepen
  5. beroepen
  6. beroepen
o.v.t.
  1. beroepte
  2. beroepte
  3. beroepte
  4. beroepten
  5. beroepten
  6. beroepten
v.t.t.
  1. heb beroept
  2. hebt beroept
  3. heeft beroept
  4. hebben beroept
  5. hebben beroept
  6. hebben beroept
v.v.t.
  1. had beroept
  2. had beroept
  3. had beroept
  4. hadden beroept
  5. hadden beroept
  6. hadden beroept
o.t.t.t.
  1. zal beroepen
  2. zult beroepen
  3. zal beroepen
  4. zullen beroepen
  5. zullen beroepen
  6. zullen beroepen
o.v.t.t.
  1. zou beroepen
  2. zou beroepen
  3. zou beroepen
  4. zouden beroepen
  5. zouden beroepen
  6. zouden beroepen
diversen
  1. beroep!
  2. beroept!
  3. beroept
  4. beroepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

beroepen adj.

  1. beroepen

beroepen [de ~] sustantivo, plural

  1. de beroepen
    der Berufen

Translation Matrix for beroepen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Berufen beroepen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
Berufung einlegen beroepen
ernennen beroepen afwegen; benoemen; beschouwen; bestempelen; betitelen; een naam geven; in functie aanstellen; noemen; overdenken; overwegen; vernoemen
sich berufen beroepen
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
berufen beroepen