Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. bezeten:
  2. bezitten:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bezeten de neerlandés a alemán

bezeten:

bezeten adj.

  1. bezeten (fanatiek)

Translation Matrix for bezeten:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
besessen bezeten; fanatiek bezetene; fanatieke; gemotiveerd; motivatie bezittend
eifrig bezeten; fanatiek actief; ambitieus; bedreven; bedrijvig; bezet; bezig; daadkrachtig; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; eerzuchtig; energiek; geanimeerd; geil; gepassioneerd; gretig; happig; hartstochtelijk; heet; heetbloedig; hitsig; noest; onvermoeibaar; opgewonden; seksueel opgewonden; stormachtig; streverig; temperamentvol; vurig; warmbloedig
fanatisch bezeten; fanatiek bezetene; dweepziek; dweperig; fanatieke

Palabras relacionadas con "bezeten":


Wiktionary: bezeten

bezeten
adjective
  1. onder de invloed van een boze geest zijn

Cross Translation:
FromToVia
bezeten frenetisch frenetic — fast, frantic, harried, or frenzied

bezitten:

bezitten verbo (bezit, bezat, bezaten, bezeten)

  1. bezitten (in eigendom hebben; hebben; beschikken over)
    haben; besitzen
    • haben verbo (habe, hast, hat, hatte, hattet, gehabt)
    • besitzen verbo (besitze, besitzt, besaß, besaßt, besessen)

Conjugaciones de bezitten:

o.t.t.
  1. bezit
  2. bezit
  3. bezit
  4. bezitten
  5. bezitten
  6. bezitten
o.v.t.
  1. bezat
  2. bezat
  3. bezat
  4. bezaten
  5. bezaten
  6. bezaten
v.t.t.
  1. heb bezeten
  2. hebt bezeten
  3. heeft bezeten
  4. hebben bezeten
  5. hebben bezeten
  6. hebben bezeten
v.v.t.
  1. had bezeten
  2. had bezeten
  3. had bezeten
  4. hadden bezeten
  5. hadden bezeten
  6. hadden bezeten
o.t.t.t.
  1. zal bezitten
  2. zult bezitten
  3. zal bezitten
  4. zullen bezitten
  5. zullen bezitten
  6. zullen bezitten
o.v.t.t.
  1. zou bezitten
  2. zou bezitten
  3. zou bezitten
  4. zouden bezitten
  5. zouden bezitten
  6. zouden bezitten
diversen
  1. bezit!
  2. bezit!
  3. bezeten
  4. bezittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bezitten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
besitzen beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben
haben beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben
- hebben

Palabras relacionadas con "bezitten":


Sinónimos de "bezitten":


Antónimos de "bezitten":


Definiciones relacionadas de "bezitten":

  1. dat het van iemand is1
    • wij bezitten een groot huis1

Wiktionary: bezitten

bezitten
verb
  1. iets in eigendom hebben
bezitten
verb
  1. (umgangssprachlich) etwas als Eigentum haben, über das man verfügen kann

Cross Translation:
FromToVia
bezitten besitzen; haben own — have rightful possession of
bezitten besitzen posséder — À trier

Traducciones automáticas externas: