Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. bof:
  2. boffen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bof de neerlandés a alemán

bof:

bof [de ~ (m)] sustantivo

  1. de bof (oorspeekselklierontsteking)
    der Mumps
    • Mumps [der ~] sustantivo
  2. de bof (geluk hebbend; geluk)
    Glück; Schwein

Translation Matrix for bof:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Glück bof; geluk; geluk hebbend buitenkans; buitenkansje; euforie; fortuin; fortuintje; geluk; gelukje; gelukkig toeval; gelukkigheid; gelukzaligheid; heerlijkheid; heil; het gelukkig-zijn; mazzel; mazzeltje; meevaller; opsteker; succes; tref; voordeel; voorspoed; voorspoedigheid; welbehagen; welslagen; welzijn
Mumps bof; oorspeekselklierontsteking
Schwein bof; geluk; geluk hebbend big; jong varken; varken; varkens; vuilbek; wild varken; zwijn

Palabras relacionadas con "bof":


Wiktionary: bof

bof
noun
  1. geluk, mazzel
  2. ziekte
bof
noun
  1. Medizin: Krankheit, bei der eine Entzündung insbesondere der Ohrspeicheldrüse vorliegt

Cross Translation:
FromToVia
bof Satthals; Struma; Kropf goitre — enlargement of the neck
bof Mumps mumps — contagious disease
bof Mumps; Rubula oreillons — Maladie des oreilles.

bof forma de boffen:

boffen verbo (bof, boft, bofte, boften, geboft)

  1. boffen
    glücken; Glüch haben
  2. boffen (geluk hebben; zwijnen)

Conjugaciones de boffen:

o.t.t.
  1. bof
  2. boft
  3. boft
  4. boffen
  5. boffen
  6. boffen
o.v.t.
  1. bofte
  2. bofte
  3. bofte
  4. boften
  5. boften
  6. boften
v.t.t.
  1. heb geboft
  2. hebt geboft
  3. heeft geboft
  4. hebben geboft
  5. hebben geboft
  6. hebben geboft
v.v.t.
  1. had geboft
  2. had geboft
  3. had geboft
  4. hadden geboft
  5. hadden geboft
  6. hadden geboft
o.t.t.t.
  1. zal boffen
  2. zult boffen
  3. zal boffen
  4. zullen boffen
  5. zullen boffen
  6. zullen boffen
o.v.t.t.
  1. zou boffen
  2. zou boffen
  3. zou boffen
  4. zouden boffen
  5. zouden boffen
  6. zouden boffen
diversen
  1. bof!
  2. boft!
  3. geboft
  4. boffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for boffen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
Glüch haben boffen
Glück haben boffen; geluk hebben; zwijnen het treffen; mazzel hebben
glücken boffen het treffen; mazzel hebben; slagen voor

Palabras relacionadas con "boffen":


Definiciones relacionadas de "boffen":

  1. geluk hebben1
    • ik bof wel met die goeie baan1

Wiktionary: boffen

boffen
verb
  1. geluk hebben