Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
anbinden
|
bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten
|
aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aanleggen; aanmeren; afbinden; afmeren; afsnoeren; bevestigen; knopen; meren; strikken; vastbinden; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren
|
anheften
|
bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten
|
aanhechten; aanspelden; bevestigen; hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastmaken; vastplakken
|
befestigen
|
bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten
|
aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aanleggen; aanmeren; afmeren; bevestigen; knopen; meren; strikken; vastbinden; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vastzetten; verbinden; verzekeren
|
beglaubigen
|
bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten
|
bekrachtigen; bestempelen; bevestigen; bezegelen; certificeren; goedkeuren; homologeren; merken; waarmerken
|
festhaken
|
bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten
|
doordouwen; doorzetten; ergens aan hangen; haken; inhaken; ophangen
|
festheften
|
bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten
|
aanhechten; bevestigen; hechten; lijmen; nieten; opplakken; pinnen; spelden; vasthechten; vastlijmen; vastnieten; vastpinnen; vastplakken; vastprikken; vastspelden
|
festmachen
|
bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten
|
aan elkaar bevestigen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aanleggen; aanmeren; afbinden; afmeren; afsnoeren; bepalen; bevestigen; determineren; in de val laten lopen; knopen; meren; strikken; vastbinden; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vastsjorren; vaststellen; vastzetten; verankeren; verbinden; verzekeren
|
heften
|
bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten
|
aan elkaar kleven; aaneenplakken; aanhechten; aanleggen; aanmeren; afmeren; bevestigen; hechten; klitten; lijmen; meren; nieten; opplakken; opprikken; plakken; vastbinden; vasthechten; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vastmeren; vastnaaien; vastnieten; vastplakken; vastzetten; verbinden; verzekeren
|