Neerlandés
Traducciones detalladas de gewild de neerlandés a alemán
gewild:
-
gewild (begeerd; gezocht; veelgevraagd)
-
gewild (wenselijk; gewenst; verlangd)
erwünscht; wünschenswert; nötig; notwendig; essentiell-
erwünscht adj.
-
wünschenswert adj.
-
nötig adj.
-
notwendig adj.
-
essentiell adj.
-
Translation Matrix for gewild:
Palabras relacionadas con "gewild":
willen:
Conjugaciones de willen:
o.t.t.
- wil
- wilt
- wil/wilt
- willen
- willen
- willen
o.v.t.
- wilde
- wilde
- wilde
- wilden
- wilden
- wilden
v.t.t.
- heb gewild
- hebt gewild
- heeft gewild
- hebben gewild
- hebben gewild
- hebben gewild
v.v.t.
- had gewild
- had gewild
- had gewild
- hadden gewild
- hadden gewild
- hadden gewild
o.t.t.t.
- zal willen
- zult willen
- zal willen
- zullen willen
- zullen willen
- zullen willen
o.v.t.t.
- zou willen
- zou willen
- zou willen
- zouden willen
- zouden willen
- zouden willen
diversen
- wil!
- wilt!
- gewild
- willend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for willen:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
helfen | believen; moeten; willen | assisteren; behelpen; behulpzaam zijn; bijspringen; bijstaan; blij maken; gedienstig zijn; gerieven; goeddoen; helpen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; liefdadigheids werk doen; meehelpen; nuttig zijn; ondersteunen; seconderen; weldoen |
möchten | wensen; willen | |
müssen | believen; moeten; willen | hoeven |
sollen | believen; moeten; willen | in staat zijn; kunnen; vermogen |
wollen | believen; moeten; wensen; willen | |
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
wollen | wollen |
Palabras relacionadas con "willen":
Definiciones relacionadas de "willen":
Wiktionary: willen
willen
Cross Translation:
verb
-
iets als verlangen hebben
- willen → wollen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• willen | → beabsichtigen | ↔ mean — to intend; plan on doing |
• willen | → wollen | ↔ want — desire |
• willen | → wünschen | ↔ wish — to hope for an outcome |
• willen | → wollen | ↔ vouloir — Avoir l’intention, la volonté de faire quelque chose, s’y déterminer. (Sens général) |