Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. huur:
  2. huren:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de huur de neerlandés a alemán

huur:

huur [de ~] sustantivo

  1. de huur (huursom; huurprijs; huishuur)
    der Mietbetrag; der Mietpreis

Translation Matrix for huur:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Mietbetrag huishuur; huur; huurprijs; huursom pacht
Mietpreis huishuur; huur; huurprijs; huursom

Palabras relacionadas con "huur":


Wiktionary: huur

huur
noun
  1. een geldbedrag voor het tijdelijk gebruik van een woning of gebruiksartikel.
huur
noun
  1. das für die (zeitweilige) Nutzung beziehungsweise Überlassung bestimmter Einrichtungen (vor allem Wohnungen oder Ähnlichem), Gegenständen oder Dienstleistungen zu zahlende Entgelt

Cross Translation:
FromToVia
huur Miete rent — payment made by a tenant

huren:

huren verbo (huur, huurt, huurde, huurden, gehuurd)

  1. huren (charteren)
    mieten; pachten; einmieten
    • mieten verbo (miete, mietst, miett, miette, miettet, gemietet)
    • pachten verbo (pachte, pachtest, pachtet, pachtete, pachtetet, gepachtet)
    • einmieten verbo (miete ein, mietest ein, mietet ein, mietete ein, mietetet ein, eingemietet)

Conjugaciones de huren:

o.t.t.
  1. huur
  2. huurt
  3. huurt
  4. huren
  5. huren
  6. huren
o.v.t.
  1. huurde
  2. huurde
  3. huurde
  4. huurden
  5. huurden
  6. huurden
v.t.t.
  1. heb gehuurd
  2. hebt gehuurd
  3. heeft gehuurd
  4. hebben gehuurd
  5. hebben gehuurd
  6. hebben gehuurd
v.v.t.
  1. had gehuurd
  2. had gehuurd
  3. had gehuurd
  4. hadden gehuurd
  5. hadden gehuurd
  6. hadden gehuurd
o.t.t.t.
  1. zal huren
  2. zult huren
  3. zal huren
  4. zullen huren
  5. zullen huren
  6. zullen huren
o.v.t.t.
  1. zou huren
  2. zou huren
  3. zou huren
  4. zouden huren
  5. zouden huren
  6. zouden huren
en verder
  1. is gehuurd
  2. zijn gehuurd
diversen
  1. huur!
  2. huurt!
  3. gehuurd
  4. hurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

huren [het ~] sustantivo

  1. het huren (in dienst nemen; inhuren)
    Anstellen; Anheuern

Translation Matrix for huren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Anheuern huren; in dienst nemen; inhuren aanmonsteren; aanmonstering
Anstellen huren; in dienst nemen; inhuren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
einmieten charteren; huren betrekken; kuilen
mieten charteren; huren afhuren; verpachten
pachten charteren; huren pachten

Palabras relacionadas con "huren":


Definiciones relacionadas de "huren":

  1. het gebruiken tegen betaling1
    • we hebben deze woning gehuurd1

Wiktionary: huren

huren
verb
  1. tegen betaling lenen
huren
verb
  1. (transitiv): gegen Bezahlung für eine bestimmte Zeit zur Benutzung überlassen bekommen

Cross Translation:
FromToVia
huren mieten; heuern hire — to obtain the services of in return for fixed payment
huren mieten rent — to occupy premises in exchange for rent
huren anwerben; dingen; heuern; mieten; in Dienst nehmen; in Lohn nehmen; anstellen; einstellen embaucherengager un salarié, passer avec lui un contrat de travail.

Traducciones relacionadas de huur