Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de indammen de neerlandés a alemán

indammen:

indammen verbo (dam in, damt in, damde in, damden in, ingedamd)

  1. indammen (beperken; inkapselen; limiteren; inperken)
    einschränken
    • einschränken verbo (schränke ein, schränkst ein, schränkt ein, schränkte ein, schränktet ein, eingeschränkt)
  2. indammen (indijken)
    eindeichen; eindämmen
    • eindeichen verbo (deiche ein, deichst ein, deicht ein, deichte ein, deichtet ein, eingedeicht)
    • eindämmen verbo (dämme ein, dämmst ein, dämmt ein, dämmte ein, dämmtet ein, eingedämmt)

Conjugaciones de indammen:

o.t.t.
  1. dam in
  2. damt in
  3. damt in
  4. dammen in
  5. dammen in
  6. dammen in
o.v.t.
  1. damde in
  2. damde in
  3. damde in
  4. damden in
  5. damden in
  6. damden in
v.t.t.
  1. heb ingedamd
  2. hebt ingedamd
  3. heeft ingedamd
  4. hebben ingedamd
  5. hebben ingedamd
  6. hebben ingedamd
v.v.t.
  1. had ingedamd
  2. had ingedamd
  3. had ingedamd
  4. hadden ingedamd
  5. hadden ingedamd
  6. hadden ingedamd
o.t.t.t.
  1. zal indammen
  2. zult indammen
  3. zal indammen
  4. zullen indammen
  5. zullen indammen
  6. zullen indammen
o.v.t.t.
  1. zou indammen
  2. zou indammen
  3. zou indammen
  4. zouden indammen
  5. zouden indammen
  6. zouden indammen
en verder
  1. ben ingedamd
  2. bent ingedamd
  3. is ingedamd
  4. zijn ingedamd
  5. zijn ingedamd
  6. zijn ingedamd
diversen
  1. dam in!
  2. damt in!
  3. ingedamd
  4. indammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

indammen [znw.] sustantivo

  1. indammen (tegengaan; afdammen)
    Eindämmen; Abdämmen

Translation Matrix for indammen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Abdämmen afdammen; indammen; tegengaan
Eindämmen afdammen; indammen; tegengaan
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
eindeichen indammen; indijken bedijken; bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
eindämmen indammen; indijken afgrenzen; bedijken; begrenzen; beknotten; beperken; bijsluiten; bijvoegen; inperken; insluiten; toevoegen; van grenzen voorzien
einschränken beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren afgrenzen; afnemen; begrenzen; beknotten; beperken; besparen; bezuinigen; bijsluiten; bijvoegen; geld besparen; inkorten; inkrimpen; inperken; insluiten; korten; korter maken; krimpen; matigen; minder gebruiken; minder worden; minderen; reduceren; slinken; terugdraaien; terugschroeven; toevoegen; van grenzen voorzien; verkorten; verlagen; verminderen