Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
anfordern
|
eisen; inmanen; invorderen; vorderen
|
aanspraak maken op; aanvragen; bestellen; eisen; opeisen; opvorderen; opvragen; orderen; rekwestreren; rekwireren; vereisen; vergen; verlangen; verzoeken; vorderen; vragen
|
einfordern
|
eisen; inmanen; invorderen; vorderen
|
aanspraak maken op; aanspraak op maken; aanvragen; eisen; iets verduren; incasseren; opeisen; opvangen; opvorderen; opvragen; rekwireren; vereisen; vergen; verlangen; verzoeken; vorderen; vragen
|
einziehen
|
eisen; inmanen; invorderen; vorderen
|
afzuigen; binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; een snuif nemen; iets verduren; incasseren; insnuiven; inspringen; inwinnen; onverwachts langskomen; opsnuiven; opvangen; opzuigen; snuiven; trachten te krijgen; verbeurdverklaren; wegzuigen
|
erheben
|
eisen; inmanen; invorderen; vorderen
|
eisen; heffen; hoger maken; in opstand komen; lichten; omhoog brengen; omhoog doen; omhoogheffen; omhoogkomen; opheffen; oprichten; opstijgen; optillen; optrekken; opvliegen; overeindzetten; rebelleren; tillen; vereisen; vergen; verhogen; verlangen
|
fordern
|
eisen; inmanen; invorderen; vorderen
|
aanmanen; aanmanen tot een verplichting; aanspraak maken op; aanvragen; eisen; manen; ontbieden; opeisen; oproepen; opvorderen; opvragen; rekwireren; rekwisiteren; sommeren; vereisen; vergen; verlangen; verzoeken; vorderen; vragen
|
kommandieren
|
eisen; inmanen; invorderen; vorderen
|
aanvoeren; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; leiden; leidinggeven; macht uitoefenen; opdragen; overheersen; regeren; verordenen; verordonneren
|
verlangen
|
eisen; inmanen; invorderen; vorderen
|
een sterke begeerte hebben naar; hongeren naar; hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
|