Resumen
Neerlandés a alemán: más información...
- inwerkend:
- inwerken:
-
Wiktionary:
- inwerken → beeinflussen, beeinträchtigen, einwirken
Neerlandés
Traducciones detalladas de inwerkend de neerlandés a alemán
inwerkend:
-
inwerkend (inbijtend; bijtend; invretend)
sarkastisch; ätzend; scharf; bissig; schneidend; beißend; einfressend-
sarkastisch adj.
-
ätzend adj.
-
scharf adj.
-
bissig adj.
-
schneidend adj.
-
beißend adj.
-
einfressend adj.
-
Translation Matrix for inwerkend:
inwerkend forma de inwerken:
-
inwerken
-
inwerken (voorbereiden op; prepareren)
Conjugaciones de inwerken:
o.t.t.
- werk in
- werkt in
- werkt in
- werken in
- werken in
- werken in
o.v.t.
- werkte in
- werkte in
- werkte in
- werkten in
- werkten in
- werkten in
v.t.t.
- ben ingewerkt
- bent ingewerkt
- is ingewerkt
- zijn ingewerkt
- zijn ingewerkt
- zijn ingewerkt
v.v.t.
- was ingewerkt
- was ingewerkt
- was ingewerkt
- waren ingewerkt
- waren ingewerkt
- waren ingewerkt
o.t.t.t.
- zal inwerken
- zult inwerken
- zal inwerken
- zullen inwerken
- zullen inwerken
- zullen inwerken
o.v.t.t.
- zou inwerken
- zou inwerken
- zou inwerken
- zouden inwerken
- zouden inwerken
- zouden inwerken
diversen
- werk in!
- werkt in!
- ingewerkt
- inwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inwerken:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
beeinflussen | inwerken | beïnvloeden; invloed hebben |
einarbeiten | inwerken; prepareren; voorbereiden op | |
einführen | inwerken; prepareren; voorbereiden op | afstemmen; iets in te brengen hebben; importeren; inbrengen; initiëren; inleiden; inpassen; instellen; introduceren; invoeren; kennis laten maken; mobiliseren; op gang brengen; openen; passen in; voorstellen |
einweisen | inwerken; prepareren; voorbereiden op | goed vinden; inlichten; neerleggen; onderrichten; onderuit halen; toestaan; toestemmen; verwijzen; voorlichten |
einwirken | inwerken |
Wiktionary: inwerken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• inwerken | → beeinflussen; beeinträchtigen; einwirken | ↔ impact — to influence |