Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
aufbessern
|
beteren; leven beteren
|
afmaken; beteren; bijwerken; completeren; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; perfectioneren; renoveren; repareren; verbeteren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
bessern
|
beteren; leven beteren
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
genesen
|
beteren; leven beteren
|
beteren; cureren; genezen; genezen van ziekte; gezond maken; gezond worden; helen
|
gesunden
|
beteren; leven beteren
|
beteren; cureren; genezen; genezen van ziekte; gezond maken; gezond worden; helen
|
kurieren
|
beteren; leven beteren
|
beteren; cureren; genezen; genezen van ziekte; gezond maken; gezond worden; helen
|
sichbessern
|
beteren; leven beteren
|
genezen van ziekte; helen
|
verbessern
|
beteren; leven beteren
|
aandrijven; aansporen; beter worden; beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; opvijzelen; opwekken; prikkelen; progressie maken; renoveren; repareren; stimuleren; stroomlijnen; verbeteren; vooruitgang boeken
|