Neerlandés

Traducciones detalladas de ontrollen de neerlandés a alemán

ontrollen:

ontrollen verbo (ontrol, ontrolt, ontrolde, ontrolden, ontrold)

  1. ontrollen (uitrollen; afrollen)
    ausrollen; entrollen
    • ausrollen verbo (rolle aus, rollst aus, rollt aus, rollte aus, rolltet aus, ausgerollt)
    • entrollen verbo (entrolle, entrollst, entrollt, entrollte, entrolltet, entrollt)

Conjugaciones de ontrollen:

o.t.t.
  1. ontrol
  2. ontrolt
  3. ontrolt
  4. ontrollen
  5. ontrollen
  6. ontrollen
o.v.t.
  1. ontrolde
  2. ontrolde
  3. ontrolde
  4. ontrolden
  5. ontrolden
  6. ontrolden
v.t.t.
  1. heb ontrold
  2. hebt ontrold
  3. heeft ontrold
  4. hebben ontrold
  5. hebben ontrold
  6. hebben ontrold
v.v.t.
  1. had ontrold
  2. had ontrold
  3. had ontrold
  4. hadden ontrold
  5. hadden ontrold
  6. hadden ontrold
o.t.t.t.
  1. zal ontrollen
  2. zult ontrollen
  3. zal ontrollen
  4. zullen ontrollen
  5. zullen ontrollen
  6. zullen ontrollen
o.v.t.t.
  1. zou ontrollen
  2. zou ontrollen
  3. zou ontrollen
  4. zouden ontrollen
  5. zouden ontrollen
  6. zouden ontrollen
en verder
  1. is ontrold
  2. zijn ontrold
diversen
  1. ontrol!
  2. ontrolt!
  3. ontrold
  4. ontrollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ontrollen [znw.] sustantivo

  1. ontrollen (afrollen; afwinden)
    Ausrollen; Abwinden

Translation Matrix for ontrollen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Abwinden afrollen; afwinden; ontrollen laten zakken; neerlaten
Ausrollen afrollen; afwinden; ontrollen tot stilstand komen; uitrollen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
ausrollen afrollen; ontrollen; uitrollen
entrollen afrollen; ontrollen; uitrollen