Neerlandés

Traducciones detalladas de overgaan de neerlandés a alemán

overgaan:

overgaan verbo (ga over, gaat over, ging over, gingen over, overgegaan)

  1. overgaan
    übergehen
    • übergehen verbo (übergehe, übergehst, übergeht, übergang, überganget, übergegangen)
  2. overgaan (bellen)
    anrufen; klingeln
    • anrufen verbo (rufe an, rufst an, ruft an, rief an, rieft an, angerufen)
    • klingeln verbo (klingele, klingelst, klingelt, klingelte, klingeltet, geklingelt)

Conjugaciones de overgaan:

o.t.t.
  1. ga over
  2. gaat over
  3. gaat over
  4. gaan over
  5. gaan over
  6. gaan over
o.v.t.
  1. ging over
  2. ging over
  3. ging over
  4. gingen over
  5. gingen over
  6. gingen over
v.t.t.
  1. ben overgegaan
  2. bent overgegaan
  3. is overgegaan
  4. zijn overgegaan
  5. zijn overgegaan
  6. zijn overgegaan
v.v.t.
  1. was overgegaan
  2. was overgegaan
  3. was overgegaan
  4. waren overgegaan
  5. waren overgegaan
  6. waren overgegaan
o.t.t.t.
  1. zal overgaan
  2. zult overgaan
  3. zal overgaan
  4. zullen overgaan
  5. zullen overgaan
  6. zullen overgaan
o.v.t.t.
  1. zou overgaan
  2. zou overgaan
  3. zou overgaan
  4. zouden overgaan
  5. zouden overgaan
  6. zouden overgaan
diversen
  1. ga over!
  2. gaat over!
  3. overgegaan
  4. overgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

overgaan

  1. overgaan

Translation Matrix for overgaan:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
anrufen bellen; overgaan aanroepen; bellen; door de telefoon praten; iemand opbellen; inroepen; inviteren; opbellen; praaien; telefoneren; telefoontje plegen
klingeln bellen; overgaan aanbellen; bellen; bonzen; kletteren; klingelen; klokluiden; luiden; rammelen; rinkelen; tingelen; tinkelen
übergehen overgaan overheen gaan; overslaan
- verdwijnen
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
klingeln overgaan

Sinónimos de "overgaan":


Antónimos de "overgaan":


Definiciones relacionadas de "overgaan":

  1. naar de andere kant gaan1
    • we gaan de grens over1
  2. naar een hogere klas gaan1
    • ga je over in juli?1
  3. rinkelen1
    • de telefoon gaat drie keer over1
  4. van de ene toestand in de andere veranderen1
    • langzaam gaat het water over in ijs1
  5. iets anders gaan gebruiken1
    • we gaan over op aardgas1
  6. voorbij gaan1
    • die pijn gaat wel weer over1

Wiktionary: overgaan

overgaan
verb
  1. van de ene toestand in de andere veranderen
  2. iets anders gaan gebruiken
  3. veranderen in
  4. van eigenaar veranderen
  5. minder worden en uiteindelijk weggaan
  6. eroverheen gaan
  7. een belsignaal laten klinken

Cross Translation:
FromToVia
overgaan sich wandeln in turn into — intransitive: become
overgaan avancieren; fortschreiten; vorschreiten; vorrücken; befördert werden; aufrücken; vorankommen; vorangehen; voraus sein; vorgehen avancerpousser en avant, porter en avant.
overgaan anläuten; klingeln; anklingeln; hallen; klingen; läuten; schallen; tönen; gellen sonnerrendre un son.
overgaan bewältigen; meistern; bemeistern; siegen; besiegen; überwinden; überflügeln; übersteigen; überragen; übertreffen surmontermonter au-dessus.
overgaan geklungen; klimpern; klirren; hallen; klingen; läuten; schallen; tönen tinterfaire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.

Traducciones relacionadas de overgaan