Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
echoen
|
echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
|
echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen; weerklinken
|
hallen
|
echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
|
echoën; herhalen; hol klinken; hoorbaar zijn; nabouwen; napraten; nazeggen; weerklinken
|
mitschwingen
|
schallen; weerschallen
|
echoën; galmen; hoorbaar zijn; naklinken; weerklinken
|
resonieren
|
schallen; weerschallen
|
echoën; galmen; hoorbaar zijn; naklinken; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen; weerklinken
|
schallen
|
echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
|
brullen; doorklinken; echoën; fulmineren; galmen; geluid maken; herhalen; het uitgillen; hoorbaar zijn; lachen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; razen; schateren; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen; weerklinken
|
widerhallen
|
echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
|
echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; met krachtige stem zingen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen; weerklinken; weerschijnen
|
widerschallen
|
echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
|
echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; weerklinken
|