Neerlandés

Traducciones detalladas de sneuvelen de neerlandés a alemán

sneuvelen:

sneuvelen verbo (sneuvel, sneuvelt, sneuvelde, sneuvelden, gesneuveld)

  1. sneuvelen (doodgaan; overlijden; sterven; )
    sterben; umkommen; entschlafen; im Sterben liegen; zugrunde gehen
    • sterben verbo (sterbe, stirbst, stirbt, starb, starbt, gestorben)
    • umkommen verbo (komme um, kommst um, kommt um, kam um, kamt um, umgekommen)
    • entschlafen verbo (entschlafe, entschläfst, entschläft, entschlief, entschlieft, entschlafen)
    • zugrunde gehen verbo (gehe zugrunde, gehst zugrunde, geht zugrunde, gang zugrunde, ganget zugrunde, zugrunde gegangen)
  2. sneuvelen (breken; kapot gaan; stuk gaan)
    brechen; zerbrechen; entzwei gehen; entzwei reißen
    • brechen verbo (breche, brichst, bricht, brach, bracht, gebrochen)
    • zerbrechen verbo (zerbreche, zerbrichst, zerbricht, zerbrach, zerbracht, zerbrochen)
    • entzwei gehen verbo (gehe entzwei, gehst entzwei, geht entzwei, ging entzwei, ginget entzwei, entzwei gegangen)
  3. sneuvelen (in de oorlog omkomen)
    im Krieg umkommen; umkommen

Conjugaciones de sneuvelen:

o.t.t.
  1. sneuvel
  2. sneuvelt
  3. sneuvelt
  4. sneuvelen
  5. sneuvelen
  6. sneuvelen
o.v.t.
  1. sneuvelde
  2. sneuvelde
  3. sneuvelde
  4. sneuvelden
  5. sneuvelden
  6. sneuvelden
v.t.t.
  1. ben gesneuveld
  2. bent gesneuveld
  3. is gesneuveld
  4. zijn gesneuveld
  5. zijn gesneuveld
  6. zijn gesneuveld
v.v.t.
  1. was gesneuveld
  2. was gesneuveld
  3. was gesneuveld
  4. waren gesneuveld
  5. waren gesneuveld
  6. waren gesneuveld
o.t.t.t.
  1. zal sneuvelen
  2. zult sneuvelen
  3. zal sneuvelen
  4. zullen sneuvelen
  5. zullen sneuvelen
  6. zullen sneuvelen
o.v.t.t.
  1. zou sneuvelen
  2. zou sneuvelen
  3. zou sneuvelen
  4. zouden sneuvelen
  5. zouden sneuvelen
  6. zouden sneuvelen
diversen
  1. sneuvel!
  2. sneuvelt!
  3. gesneuveld
  4. sneuvelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for sneuvelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
brechen breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan aan stukken breken; aan stukken slaan; afbreken; afknappen; beëindigen; breken; er vanaf breken; forceren; inslaan; kapotmaken; kapotslaan; knakken; moeren; mollen; ontbinden; opheffen; spugen; spuwen; stukbreken; stukmaken; stukslaan; verbreken; verbrijzelen
entschlafen bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen doodgaan; heengaan; inslapen; kapotgaan; omkomen; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden
entzwei gehen breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan aan stukken breken; breken; kapotgaan; onklaar raken; stukbreken; stukgaan
entzwei reißen breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan
im Krieg umkommen in de oorlog omkomen; sneuvelen
im Sterben liegen bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen hongeren; hongerlijden; verhongeren; verrekken
sterben bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen afsterven; besterven; doodgaan; heengaan; hongeren; hongerlijden; inslapen; kapotgaan; omkomen; ontslapen; ophouden; overlijden; sterven; uitsterven; verhongeren; verongelukken; verrekken; verscheiden
umkommen bezwijken; doodgaan; heengaan; in de oorlog omkomen; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen bezwijken; doodgaan; hongeren; hongerlijden; in elkaar storten; kapotgaan; omkomen; onder water gaan; ondergaan; overlijden; sterven; te gronde gaan; verhongeren; verongelukken; verrekken; zinken
zerbrechen breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan aan stukken breken; aan stukken slaan; aantasten; aanvreten; afbreken; afknappen; bederven; beschadigen; beëindigen; breken; er vanaf breken; fijnmaken; forceren; in stukken breken; inslaan; kapotbreken; kapotgaan; kapotmaken; kapotslaan; met opzet kapotmaken; moeren; mollen; onklaar raken; ontbinden; opheffen; platdrukken; stukbreken; stukgaan; stukmaken; stukslaan; verbreken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren
zugrunde gehen bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen bezwijken; de weg kwijtraken; in elkaar storten; ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan; verdwalen; verkeerd gaan; verkeerd lopen

Wiktionary: sneuvelen


Cross Translation:
FromToVia
sneuvelen umkommen; untergehen; zu Grunde gehen périrprendre fin ; cesser d’être.