Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
Erection
|
erectie; stijve
|
|
Steife
|
erectie; stijve
|
starheid; stijfheid; stijfte; strafheid; stugheid; stuursheid
|
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
hauteng
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
krap bij kas; nauw; nauwsluitend; strak
|
hölzern
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
harkerig; houtachtig; houten; houtig
|
prall
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
bol; bolstaand; krap bij kas; nauw; nauwsluitend; strak
|
rauh
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
hard; hardhandig; kaal; koud; laag van temperatuur; niet glad; ongastvrij; onherbergzaam; onzacht; ruig; ruige; ruw; steriel
|
schneidig
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
adrem; bijdehand; bitter teleurgesteld; dapper; gevat; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; raak; snedig; stout; stoutmoedig; verbitterd
|
schwerfällig
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
aanmatigend; bezadigd; bot; dorps; gezapig; in details; krukkig; langzaam; lijzig; log; lomp; loom; onbeholpen; onbehouwen; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; onhandig; onopgevoed; respectloos; schutterig; sloom; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; traag; traag van begrip; uitgewerkt
|
standhaft
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
ferm; fiks; flink; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; standvastig; stevig; vasthoudend; volhardend
|
starr
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
eigenwijs; eigenzinnig; geronnen; gestold; gestremd; halsstarrig; hardhoofdig; koppig; onbuigzaam; onverzettelijk; onwrikbaar; star; starend; stijfhoofdig; stijfkoppig; stijfselachtig; strak; stug; taai; verstard; verstijfd
|
starrköpfig
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
bokkig; dwars; eigenwijs; eigenzinnig; halsstarrig; hardhoofdig; hardleers; koppig; obstinaat; onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar; onverzettelijk; onwillig; onwrikbaar; recalcitrant; star; stijfhoofdig; stijfkoppig; strak; stug; taai; tegendraads; verstard; weerbarstig; weerspannig
|
steif
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
dwangmatig; hard; hardop; luid; ongedurig; star; stijfjes; stijfselachtig; strak; verstard
|
stelzbeinig
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
harkerig; krukkig; met grote passen; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
|
stier
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
|
straff
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
krap bij kas; nauw; nauwsluitend; pittig; stijfselachtig; straf; strak
|
stramm
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
behoorlijk; danig; duchtig; ferm; flink; fysiek sterk; krachtig; massief; niet hol; sterk; stevig; strak; strakgespannen
|
streng
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
gestreng; hard; hardop; keihard; koud; laag van temperatuur; luid; niet toegevend; onvermurwbaar; oorverdovend; pittig; straf; streng; strikt; stringent; volgens de regels
|
unbeugsam
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
onbuigbaar; onbuigzaam; onverzettelijk; star; stijfkoppig; strak; stug; taai; verstard
|
unerschütterlich
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
ferm; fiks; flink; koelbloedig; onbewogen; onverschillig; onverstoorbaar; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; standvastig; stevig; vasthoudend; volhardend
|
unverwandt
|
houterig; stijf; stijve; stram; stroef
|
|