Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. stressen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de stressen de neerlandés a alemán

stressen:

stressen verbo (stres, strest, streste, stresten, gestest)

  1. stressen
    eilen; beeilen; jagen; hetzen; hasten; wetzen
    • eilen verbo (eile, eilst, eilt, eilte, eiltet, geeilt)
    • beeilen verbo (beeile, beeilst, beeilt, beeilte, beeiltet, beeilt)
    • jagen verbo (jage, jagst, jagt, jagte, jagtet, gejagt)
    • hetzen verbo (hetze, hetzt, hetzte, hetztet, gehetzt)
    • hasten verbo (haste, hastest, hastet, hastete, hastetet, gehastet)
    • wetzen verbo (wetze, wetzt, wetzte, wetztet, gewetzt)

Conjugaciones de stressen:

o.t.t.
  1. stres
  2. strest
  3. strest
  4. stressen
  5. stressen
  6. stressen
o.v.t.
  1. streste
  2. streste
  3. streste
  4. stresten
  5. stresten
  6. stresten
v.t.t.
  1. ben gestest
  2. bent gestest
  3. is gestest
  4. zijn gestest
  5. zijn gestest
  6. zijn gestest
v.v.t.
  1. was gestest
  2. was gestest
  3. was gestest
  4. waren gestest
  5. waren gestest
  6. waren gestest
o.t.t.t.
  1. zal stressen
  2. zult stressen
  3. zal stressen
  4. zullen stressen
  5. zullen stressen
  6. zullen stressen
o.v.t.t.
  1. zou stressen
  2. zou stressen
  3. zou stressen
  4. zouden stressen
  5. zouden stressen
  6. zouden stressen
diversen
  1. stres!
  2. strest!
  3. gestest
  4. stressend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stressen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
beeilen stressen accelereren; bespoedigen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; verhaasten; versnellen; vliegen; zich haasten; zich spoeden
eilen stressen aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
hasten stressen aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; hardrijden; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
hetzen stressen aanpoten; aanzetten; haast maken; haasten; hardlopen; hardrijden; iets aanstoken; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opdrijven; ophitsen; opjagen; opschieten; opzwepen; overhaasten; rennen; reppen; snellen; spoeden; spurten; sterk prikkelen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortjagen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
jagen stressen aanpoten; brullen; haast maken; haasten; hardlopen; hardrijden; het uitgillen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opdrijven; ophitsen; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; tot spoed aanzetten; uitroepen; uitschreeuwen; vliegen; voortjagen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
wetzen stressen aanpoten; aanzetten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; scherp maken; scherpen; slijpen; snellen; spoeden; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortmaken; wetten; zich haasten; zich spoeden