Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. tolereren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de tolereren de neerlandés a alemán

tolereren:

tolereren verbo (tolereer, tolereert, tolereerde, tolereerden, getolereerd)

  1. tolereren (gedogen; dulden)
    erlauben; dulden; genehmigen; zulassen; einwilligen; gutheißen; gewähren; zustimmen; gestatten; bewilligen
    • erlauben verbo (erlaube, erlaubst, erlaubt, erlaubte, erlaubtet, erlaubt)
    • dulden verbo (dulde, duldest, duldet, duldete, duldetet, geduldet)
    • genehmigen verbo (genehmige, genehmigst, genehmigt, genehmigte, genehmigtet, genehmigt)
    • zulassen verbo (lasse zu, läßt zu, ließt zu, zugelassen)
    • einwilligen verbo (willige ein, willigst ein, willigt ein, willigte ein, willigtet ein, eingewilligt)
    • gutheißen verbo (gutheiße, gutheißt, guthieß, guthießt, gutgeheißen)
    • gewähren verbo (gewähre, gewährst, gewährt, gewährte, gewährtet, gewährt)
    • zustimmen verbo (stimme zu, stimmst zu, stimmt zu, stimmte zu, stimmtet zu, zugestimmt)
    • gestatten verbo (gestatte, gestattest, gestattet, gestattete, gestattetet, gestattet)
    • bewilligen verbo (bewillige, bewilligst, bewilligt, bewilligte, bewilligtet, bewilligt)

Conjugaciones de tolereren:

o.t.t.
  1. tolereer
  2. tolereert
  3. tolereert
  4. tolereren
  5. tolereren
  6. tolereren
o.v.t.
  1. tolereerde
  2. tolereerde
  3. tolereerde
  4. tolereerden
  5. tolereerden
  6. tolereerden
v.t.t.
  1. heb getolereerd
  2. hebt getolereerd
  3. heeft getolereerd
  4. hebben getolereerd
  5. hebben getolereerd
  6. hebben getolereerd
v.v.t.
  1. had getolereerd
  2. had getolereerd
  3. had getolereerd
  4. hadden getolereerd
  5. hadden getolereerd
  6. hadden getolereerd
o.t.t.t.
  1. zal tolereren
  2. zult tolereren
  3. zal tolereren
  4. zullen tolereren
  5. zullen tolereren
  6. zullen tolereren
o.v.t.t.
  1. zou tolereren
  2. zou tolereren
  3. zou tolereren
  4. zouden tolereren
  5. zouden tolereren
  6. zouden tolereren
en verder
  1. ben getolereerd
  2. bent getolereerd
  3. is getolereerd
  4. zijn getolereerd
  5. zijn getolereerd
  6. zijn getolereerd
diversen
  1. tolereer!
  2. tolereert!
  3. getolereerd
  4. tolererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tolereren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bewilligen dulden; gedogen; tolereren autoriseren; binnen laten; dulden; duren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen
dulden dulden; gedogen; tolereren doorleven; doorstaan; dulden; laten; permitteren; toelaten; velen; verdragen; verduren; verteren
einwilligen dulden; gedogen; tolereren akkoord gaan; dulden; duren; eens worden; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; instemmen; inwilligen; laten; overeenkomen; overeenstemmen; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
erlauben dulden; gedogen; tolereren autoriseren; binnen laten; dulden; duren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen; veroorloven
genehmigen dulden; gedogen; tolereren autoriseren; billijken; binnen laten; dulden; duren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen
gestatten dulden; gedogen; tolereren autoriseren; binnen laten; dulden; duren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; veroorloven
gewähren dulden; gedogen; tolereren binnen laten; distribueren; dulden; duren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; ronddelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; uitreiken; verdelen; vergunnen; verlenen
gutheißen dulden; gedogen; tolereren autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen
zulassen dulden; gedogen; tolereren accepteren; binnen laten; dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iemand toelaten; inschakelen; inwilligen; laten; permitteren; toegang verschaffen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
zustimmen dulden; gedogen; tolereren akkoord gaan; akkoord gaan met; instemmen; laten; permitteren; toelaten; toestemming geven

Wiktionary: tolereren

tolereren
verb
  1. etwas / jemanden tolerieren; hinnehmen, dulden

Cross Translation:
FromToVia
tolereren ausstehen abide — to tolerate
tolereren tolerieren; dulden; vertragen tolerate — to allow without interference
tolereren dulden tolérersupporter.