Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
annehmen
|
aannemen; uitgaan van; veronderstellen
|
aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvatten; accepteren; adopteren; beantwoorden; bedoelen; beogen; betogen; cadeau aannemen; demonstreren; geloven; gissen; gissing maken; in ontvangst nemen; krijgen; naar voren brengen; ontvangen; opnemen; opperen; opstrijken; opvangen; poneren; postuleren; raden; stellen; ten doel hebben; vooronderstellen
|
denken
|
aannemen; uitgaan van; veronderstellen
|
aannemen; denken; geloven; wikken en wegen
|
glauben
|
aannemen; uitgaan van; veronderstellen
|
aannemen; geloven; gissen; gissing maken; raden
|
schätzen
|
aannemen; uitgaan van; veronderstellen
|
aannemen; aanrekenen; aanwrijven; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; bepalen; beramen; berispen; beschuldigen; blameren; eerbiedigen; geloven; gispen; gissen; gissing maken; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; ingeven; inschatten; laken; loven; nadragen; op prijs stellen; overdenken; overwegen; postuleren; prijzen; raden; ramen; respecteren; roemen; schatten; suggereren; taxeren; vereren; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; vooronderstellen; waarderen; zich lovend uitlaten
|
voraussetzen
|
aannemen; uitgaan van; veronderstellen
|
beginnen met; vooropstellen; vooropzetten; vooruitzetten
|