Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. verbroederen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de verbroederen de neerlandés a alemán

verbroederen:

verbroederen verbo (verbroeder, verbroedert, verbroederde, verbroederden, verbroederd)

  1. verbroederen
    verbrüdern; aussöhnen; fraternisieren; versöhnen
    • verbrüdern verbo (verbrüdere, verbrüderst, verbrüdert, verbrüderte, verbrüdertet, verbrüdert)
    • aussöhnen verbo (söhne aus, söhnst aus, söhnt aus, söhnte aus, söhntet aus, ausgesöhnt)
    • fraternisieren verbo (fraternisiere, fraternisierst, fraternisiert, fraternisierte, fraternisiertet, fraternisiert)
    • versöhnen verbo (versöhne, versöhnst, versöhnt, versöhnte, versöhntet, versöhnt)

Conjugaciones de verbroederen:

o.t.t.
  1. verbroeder
  2. verbroedert
  3. verbroedert
  4. verbroederen
  5. verbroederen
  6. verbroederen
o.v.t.
  1. verbroederde
  2. verbroederde
  3. verbroederde
  4. verbroederden
  5. verbroederden
  6. verbroederden
v.t.t.
  1. heb verbroederd
  2. hebt verbroederd
  3. heeft verbroederd
  4. hebben verbroederd
  5. hebben verbroederd
  6. hebben verbroederd
v.v.t.
  1. had verbroederd
  2. had verbroederd
  3. had verbroederd
  4. hadden verbroederd
  5. hadden verbroederd
  6. hadden verbroederd
o.t.t.t.
  1. zal verbroederen
  2. zult verbroederen
  3. zal verbroederen
  4. zullen verbroederen
  5. zullen verbroederen
  6. zullen verbroederen
o.v.t.t.
  1. zou verbroederen
  2. zou verbroederen
  3. zou verbroederen
  4. zouden verbroederen
  5. zouden verbroederen
  6. zouden verbroederen
diversen
  1. verbroeder!
  2. verbroedert!
  3. verbroederd
  4. verbroederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verbroederen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aussöhnen verbroederen zich verzoenen met
fraternisieren verbroederen
verbrüdern verbroederen
versöhnen verbroederen bijleggen; schikken; verzoenen