Resumen
Neerlandés a alemán: más información...
- verminderd:
- verminderen:
-
Wiktionary:
- verminderen → abnehmen, vermindern, verringern
- verminderen → verringern, mindern, legen, nachlassen, beschneiden, vermindern, reduzieren, verkleinern, erschöpfen, dezimieren, senken, absenken, herablassen, erniedrigen, entwürdigen, diskreditieren, in Misskredit bringen, in Verruf bringen, umbringen, verderben, streichen, demütigen, summieren, zusammenfassen, abkürzen, verkürzen
Neerlandés
Traducciones detalladas de verminderd de neerlandés a alemán
verminderd:
-
verminderd (ingekrompen; ingeslonken; geringer gemaakt)
vermindert; beschränkt; gemildert; kleinlich-
vermindert adj.
-
beschränkt adj.
-
gemildert adj.
-
kleinlich adj.
-
Translation Matrix for verminderd:
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
beschränkt | geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; verminderd | aan een kant beschrijfbaar; begrensd; bekrompen; benepen; beperkt; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; eenzijdig; geborneerd; gelimiteerd; kleinburgerlijk; kleingeestig; kleinzielig; kneuterig |
gemildert | geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; verminderd | lichter; milder |
kleinlich | geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; verminderd | bekrompen; benepen; gemeen; keutelachtig; kleinburgerlijk; kleingeestig; kleinzielig; knijperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel |
vermindert | geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; verminderd |
verminderen:
-
verminderen (afprijzen; reduceren; verlagen)
-
verminderen (minder worden; declineren; afnemen; dalen; vervallen; teruggaan; tanen; minderen)
vermindern; verringern; geringer werden; schlechter werden; weniger werden-
geringer werden verbo
-
schlechter werden verbo
-
weniger werden verbo
-
verminderen (reduceren; afnemen; beperken; verlagen; inperken; verkorten; minder worden; krimpen; inkrimpen; slinken; minderen)
reduzieren; einschränken; vermindern; beschränken; herabsetzen; einschrumpfen; kürzen; schrumpfen-
einschränken verbo (schränke ein, schränkst ein, schränkt ein, schränkte ein, schränktet ein, eingeschränkt)
-
einschrumpfen verbo (schrumpfe ein, schrumpfst ein, schrumpft ein, schrumpfte ein, schrumpftet ein, eingeschrumpft)
-
verminderen (slinken; afnemen; krimpen; inkrimpen; verkleinen; minder worden)
Conjugaciones de verminderen:
o.t.t.
- verminder
- vermindert
- vermindert
- verminderen
- verminderen
- verminderen
o.v.t.
- verminderde
- verminderde
- verminderde
- verminderden
- verminderden
- verminderden
v.t.t.
- heb verminderd
- hebt verminderd
- heeft verminderd
- hebben verminderd
- hebben verminderd
- hebben verminderd
v.v.t.
- had verminderd
- had verminderd
- had verminderd
- hadden verminderd
- hadden verminderd
- hadden verminderd
o.t.t.t.
- zal verminderen
- zult verminderen
- zal verminderen
- zullen verminderen
- zullen verminderen
- zullen verminderen
o.v.t.t.
- zou verminderen
- zou verminderen
- zou verminderen
- zouden verminderen
- zouden verminderen
- zouden verminderen
diversen
- verminder!
- vermindert!
- verminderd
- verminderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verminderen:
Wiktionary: verminderen
verminderen
Cross Translation:
verb
-
afnemen in aantal, kleiner worden
- verminderen → abnehmen
-
doen afnemen in aantal, kleiner maken
- verminderen → vermindern; verringern
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verminderen | → verringern; mindern | ↔ abate — to bring down or reduce to a lower state |
• verminderen | → legen; nachlassen | ↔ abate — to decrease or become less in strength |
• verminderen | → beschneiden | ↔ cut — to reduce |
• verminderen | → verringern | ↔ decrease — make smaller |
• verminderen | → vermindern; reduzieren; verkleinern; verringern | ↔ diminish — To make smaller |
• verminderen | → erschöpfen; dezimieren | ↔ exhaust — to empty by drawing or letting out the contents |
• verminderen | → senken; absenken; herablassen; erniedrigen; entwürdigen; diskreditieren; in Misskredit bringen; in Verruf bringen; reduzieren; umbringen; verderben; streichen; demütigen | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• verminderen | → summieren; zusammenfassen; abkürzen; verkürzen | ↔ abréger — rendre plus court. |