Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. verstreken:
  2. verstrijken:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de verstreken de neerlandés a alemán

verstreken:


verstreken forma de verstrijken:

verstrijken verbo (verstrijk, verstrijkt, verstreek, verstreken, verstreken)

  1. verstrijken (voorbijgaan; verlopen; vervallen; vergaan; aflopen)
    verstreichen; vergehen; ablaufen; vorbei gehen
    • verstreichen verbo (verstreiche, verstrichen)
    • vergehen verbo (vergehe, vergehst, vergeht, vergang, vergangt, vergangen)
    • ablaufen verbo (laufe ab, läufst ab, läuft ab, lief ab, lieft ab, abgelaufen)
    • vorbei gehen verbo

Conjugaciones de verstrijken:

o.t.t.
  1. verstrijk
  2. verstrijkt
  3. verstrijkt
  4. verstrijken
  5. verstrijken
  6. verstrijken
o.v.t.
  1. verstreek
  2. verstreek
  3. verstreek
  4. verstreken
  5. verstreken
  6. verstreken
v.t.t.
  1. ben verstreken
  2. bent verstreken
  3. is verstreken
  4. zijn verstreken
  5. zijn verstreken
  6. zijn verstreken
v.v.t.
  1. was verstreken
  2. was verstreken
  3. was verstreken
  4. waren verstreken
  5. waren verstreken
  6. waren verstreken
o.t.t.t.
  1. zal verstrijken
  2. zult verstrijken
  3. zal verstrijken
  4. zullen verstrijken
  5. zullen verstrijken
  6. zullen verstrijken
o.v.t.t.
  1. zou verstrijken
  2. zou verstrijken
  3. zou verstrijken
  4. zouden verstrijken
  5. zouden verstrijken
  6. zouden verstrijken
diversen
  1. verstrijk!
  2. verstrijkt!
  3. verstreken
  4. verstrijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verstrijken [znw.] sustantivo

  1. verstrijken (vervallen)
    Verfallen; Verstreichen

Translation Matrix for verstrijken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Verfallen verstrijken; vervallen
Verstreichen verstrijken; vervallen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
ablaufen aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan aflopen; eindigen; ten einde lopen; uitrazen; uitwoeden
vergehen aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan achteruitgaan; bezwijken; instorten; ten onder gaan; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verkommeren; verongelukken; verrotten; verteren; vervallen; wegrotten; zinken
verstreichen aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
vorbei gehen aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan

Wiktionary: verstrijken

verstrijken
verb
  1. het verlopen van een tijdslimiet

Cross Translation:
FromToVia
verstrijken ablaufen; erlöschen; verfallen expire — become invalid