Neerlandés

Traducciones detalladas de verstrikken de neerlandés a alemán

verstrikken:

verstrikken verbo (verstrik, verstrikt, verstrikte, verstrikten, verstrikt)

  1. verstrikken (grijpen; pakken; vangen; vatten; klauwen)
    packen; greifen; fangen; fassen; erfassen; kriegen; festnehmen; einpacken; ergreifen; erwischen; eingreifen; abfangen; erhaschen; verhaften; verwickeln; überlisten
    • packen verbo (packe, packst, packt, packte, packtet, gepackt)
    • greifen verbo (greife, greifst, greift, griff, grifft, gegriffen)
    • fangen verbo (fange, fängst, fängt, fing, finget, gefangen)
    • fassen verbo (fasse, fasst, fasste, fasstet, gefasst)
    • erfassen verbo (erfaße, erfaßt, erfaßte, erfaßtet, erfaßt)
    • kriegen verbo (kriege, kriegst, kriegt, kriegte, kriegtet, gekriegt)
    • festnehmen verbo (nehme fest, nimmst fest, nimmt fest, nahm fest, nahmt fest, festgenommen)
    • einpacken verbo (packe ein, packst ein, packt ein, packte ein, packtet ein, eingepackt)
    • ergreifen verbo (ergreife, ergreifst, ergreift, ergriff, ergrifft, ergriffen)
    • erwischen verbo (erwische, erwischst, erwischt, erwischte, erwischtet, erwischt)
    • eingreifen verbo (greife ein, greifst ein, greift ein, griff ein, grifft ein, eingegriffen)
    • abfangen verbo (fange ab, fangst ab, fangt ab, fangte ab, fangtet ab, abgefangen)
    • erhaschen verbo (erhasche, erhascht, erhaschte, erhaschtet, erhascht)
    • verhaften verbo (verhafte, verhaftest, verhaftet, verhaftete, verhaftetet, verhaftet)
    • verwickeln verbo (verwickele, verwickelst, verwickelt, verwickelte, verwickeltet, verwickelt)
    • überlisten verbo (überliste, überlistest, überlistet, überlistete, überlistetet, überlistet)

Conjugaciones de verstrikken:

o.t.t.
  1. verstrik
  2. verstrikt
  3. verstrikt
  4. verstrikken
  5. verstrikken
  6. verstrikken
o.v.t.
  1. verstrikte
  2. verstrikte
  3. verstrikte
  4. verstrikten
  5. verstrikten
  6. verstrikten
v.t.t.
  1. heb verstrikt
  2. hebt verstrikt
  3. heeft verstrikt
  4. hebben verstrikt
  5. hebben verstrikt
  6. hebben verstrikt
v.v.t.
  1. had verstrikt
  2. had verstrikt
  3. had verstrikt
  4. hadden verstrikt
  5. hadden verstrikt
  6. hadden verstrikt
o.t.t.t.
  1. zal verstrikken
  2. zult verstrikken
  3. zal verstrikken
  4. zullen verstrikken
  5. zullen verstrikken
  6. zullen verstrikken
o.v.t.t.
  1. zou verstrikken
  2. zou verstrikken
  3. zou verstrikken
  4. zouden verstrikken
  5. zouden verstrikken
  6. zouden verstrikken
diversen
  1. verstrik!
  2. verstrikt!
  3. verstrikt
  4. verstrikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verstrikken:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
abfangen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken afvangen; buitmaken; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; opnemen; opvangen; vangen; wat neervalt opvangen
eingreifen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; obsederen; tussenbeide komen; tussenkomen
einpacken grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken emballeren; inpakken; inwikkelen; kartonneren; kelderen; obsederen; uitbuiken; uitzakken; verpakken; zakken
erfassen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; arresteren; betrappen; bijsluiten; bijvoegen; gevangennemen; iets bemachtigen; indexeren; inrekenen; insluiten; nemen; nuttigen; obsederen; omtrekken; oppakken; pakken; registreren; snappen; te pakken krijgen; toevoegen; van indexnummers voorzien; verkrijgen; verschalken; verstaan
ergreifen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aangrijpen; aanhouden; arresteren; betrappen; gevangennemen; iets bemachtigen; inrekenen; nuttigen; obsederen; ontroeren; oppakken; snappen; te pakken krijgen; verkrijgen; verschalken
erhaschen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken nuttigen; obsederen; verschalken
erwischen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken betrappen; iets onverwachts doen; nuttigen; obsederen; snappen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; verrassen; verschalken
fangen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken betrappen; nuttigen; obsederen; snappen; tempo maken; verschalken
fassen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; begrijpen; beseffen; betrappen; doorzien; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; inrekenen; inzien; met het verstand vatten; nuttigen; obsederen; onderkennen; oppakken; realiseren; snappen; te pakken krijgen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verkrijgen; verschalken; zich beheersen
festnehmen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; arresteren; gevangennemen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; in hechtenis nemen; inrekenen; ketenen; obsederen; oppakken; vatten
greifen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; buitmaken; gevangennemen; grijpen; inrekenen; obsederen; oppakken; toeslaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten
kriegen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken obsederen; oorlog voeren; verkrijgen; verwerven
packen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; inpakken; nemen; obsederen; pakken; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
verhaften grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; arresteren; detineren; gevangenhouden; gevangennemen; in hechtenis houden; in hechtenis nemen; inrekenen; obsederen; oppakken; vasthouden; vatten
verwickeln grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken; verwikkelen
überlisten grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
verwickeln erbij betrekken; verwikkelen

Wiktionary: verstrikken


Cross Translation:
FromToVia
verstrikken einwickeln; hineinziehen; verwickeln empêtrerengager dans des entraves, dans ce qui gêner. — note Il se dit proprement parler des pieds, des jambes.
verstrikken einwickeln; hineinziehen; verwickeln entortillerenvelopper un objet dans quelque chose que l’on tortiller ou tortiller quelque chose autour d’un objet.