Neerlandés
Traducciones detalladas de voos de neerlandés a alemán
voos:
Translation Matrix for voos:
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
faul | voos | banaal; bedorven; goor; grof; laag-bij-de-grond; lijzig; log; lomp; loom; lui; morsig; niets doend; onduidelijk; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ranzig; rot; rottig; schunnig; slecht; slonzig; slordig; smerig; stuitend; triviaal; vadsig; vergaan; verrot; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend; wollig |
morsch | voos | rottend |
mürbe | voos | breekbaar; broos; bros; fragiel; gammel; krakkemikkig; kwetsbaar; mals; murw; teer; wankel; wrak; zwak |
Palabras relacionadas con "voos":
Wiktionary: voos
voos
adjective
vozen:
-
vozen (geslachtsgemeenschap hebben; neuken)
Conjugaciones de vozen:
o.t.t.
- voos
- voost
- voost
- vozen
- vozen
- vozen
o.v.t.
- voosde
- voosde
- voosde
- voosden
- voosden
- voosden
v.t.t.
- heb gevoosd
- hebt gevoosd
- heeft gevoosd
- hebben gevoosd
- hebben gevoosd
- hebben gevoosd
v.v.t.
- had gevoosd
- had gevoosd
- had gevoosd
- hadden gevoosd
- hadden gevoosd
- hadden gevoosd
o.t.t.t.
- zal vozen
- zult vozen
- zal vozen
- zullen vozen
- zullen vozen
- zullen vozen
o.v.t.t.
- zou vozen
- zou vozen
- zou vozen
- zouden vozen
- zouden vozen
- zouden vozen
diversen
- voos!
- voost!
- gevoosd
- vozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vozen:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
bumsen | geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen | beminnen; bonzen; de liefde bedrijven; knallen; liefkozen; luiden; minnekozen; minnen; neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vrijen |
ficken | geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen | beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vrijen |
miteinander schlafen | geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen | beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen |
vögeln | geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen | neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vrijen |