Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de weerschijnen de neerlandés a alemán

weerschijnen:

weerschijnen verbo (weerschijn, weerschijnt, weerscheen, weerschenen, weerschenen)

  1. weerschijnen (weerkaatsen)
    reflektieren; widerspiegeln; funkeln; widerhallen; widerscheinen
    • reflektieren verbo (reflektiere, reflektierst, reflektiert, reflektierte, reflektiertet, reflektiert)
    • widerspiegeln verbo (widerspiegele, widerspiegelst, widerspiegelt, widerspiegelte, widerspiegeltet, widerspiegelt)
    • funkeln verbo (funkle, funkelst, funkelt, funkelte, funkeltet, gefunkelt)
    • widerhallen verbo (widerhalle, widerhallst, widerhallt, widerhallte, widerhalltet, widerhallt)
    • widerscheinen verbo (widerscheine, widerscheinst, widerscheint, widerschiene, widerschienet, widerschienen)

Conjugaciones de weerschijnen:

o.t.t.
  1. weerschijn
  2. weerschijnt
  3. weerschijnt
  4. weerschijnen
  5. weerschijnen
  6. weerschijnen
o.v.t.
  1. weerscheen
  2. weerscheen
  3. weerscheen
  4. weerschenen
  5. weerschenen
  6. weerschenen
v.t.t.
  1. heb weerschenen
  2. hebt weerschenen
  3. heeft weerschenen
  4. hebben weerschenen
  5. hebben weerschenen
  6. hebben weerschenen
v.v.t.
  1. had weerschenen
  2. had weerschenen
  3. had weerschenen
  4. hadden weerschenen
  5. hadden weerschenen
  6. hadden weerschenen
o.t.t.t.
  1. zal weerschijnen
  2. zult weerschijnen
  3. zal weerschijnen
  4. zullen weerschijnen
  5. zullen weerschijnen
  6. zullen weerschijnen
o.v.t.t.
  1. zou weerschijnen
  2. zou weerschijnen
  3. zou weerschijnen
  4. zouden weerschijnen
  5. zouden weerschijnen
  6. zouden weerschijnen
diversen
  1. weerschijn!
  2. weerschijnt!
  3. weerschenen
  4. weerschijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

weerschijnen [znw.] sustantivo

  1. weerschijnen (weerspiegelen)
    Wiederspiegeln

Translation Matrix for weerschijnen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Wiederspiegeln weerschijnen; weerspiegelen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
funkeln weerkaatsen; weerschijnen effenen; egaliseren; flakkeren; flikkeren; flonkeren; fonkelen; gelijkmaken; gladmaken; glanzen; glimmen; glinsteren; hoorbaar zijn; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; twinkelen; vlammen; weerklinken
reflektieren weerkaatsen; weerschijnen afwegen; beschouwen; de bal terugkaatsen; met gelijke munt terugbetalen; overdenken; overwegen; reflecteren; terugkaatsen; vergelden; weerspiegelen
widerhallen weerkaatsen; weerschijnen echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; met krachtige stem zingen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
widerscheinen weerkaatsen; weerschijnen
widerspiegeln weerkaatsen; weerschijnen afspiegelen; reflecteren; terugkaatsen; weerspiegelen