Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. weiden:


Neerlandés

Traducciones detalladas de weiden de neerlandés a alemán

weiden:

weiden verbo (weid, weidt, weidde, weidden, geweid)

  1. weiden (grazen; afgrazen; graseten)
    grasen; weiden
    • grasen verbo (grase, grast, graste, grastet, gegrast)
    • weiden verbo (weide, weidest, weidet, weidete, weidetet, geweidet)

Conjugaciones de weiden:

o.t.t.
  1. weid
  2. weidt
  3. weidt
  4. weiden
  5. weiden
  6. weiden
o.v.t.
  1. weidde
  2. weidde
  3. weidde
  4. weidden
  5. weidden
  6. weidden
v.t.t.
  1. heb geweid
  2. hebt geweid
  3. heeft geweid
  4. hebben geweid
  5. hebben geweid
  6. hebben geweid
v.v.t.
  1. had geweid
  2. had geweid
  3. had geweid
  4. hadden geweid
  5. hadden geweid
  6. hadden geweid
o.t.t.t.
  1. zal weiden
  2. zult weiden
  3. zal weiden
  4. zullen weiden
  5. zullen weiden
  6. zullen weiden
o.v.t.t.
  1. zou weiden
  2. zou weiden
  3. zou weiden
  4. zouden weiden
  5. zouden weiden
  6. zouden weiden
diversen
  1. weid!
  2. weidt!
  3. geweid
  4. weidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

weiden [de ~] sustantivo, plural

  1. de weiden (weilanden)
    die Weiden; die Wiesen

Translation Matrix for weiden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Weiden weiden; weilanden
Wiesen weiden; weilanden
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
grasen afgrazen; graseten; grazen; weiden gras eten; naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
weiden afgrazen; graseten; grazen; weiden