Interglot - "zakken" traducido de neerlandés a alemán

Eliminar anuncios

Resumen

Neerlandés a alemán: más información...

zakken:
- senken; einsacken; durchfallen; fallen; sinken; setzen; sausen; zinken; einstürzen; herabsacken; einschlafen; einsinken; einschlummern; durchrasseln; aus Zink; segeln; einpacken; versenken; versinken; abrutschen; sickern; verzinken; herunterrutschen; einnicken; galvanisieren
- Taschen; Tüten
zak:
- Tasche; Handtasche; Beutel; Sack; Skrotum; Hosentasche; widerwärtiger Mensch; onangenehme Mensch; onangenehmer Mensch; widerwärtige Mensch
Wiktionary:
- zakken → sinken, untergehen, versinken
- zakken → durchfallen
- zak → Sack, Tasche
- zak → Beutel, Tasche, Sack, Tüte, Papiersack, Behälter, Besteck, Krug, Bottich, Bütte, Wanne, Zober, Zuber, Blödmann, Scheißkerl, Idiot

Neerlandés

Traducciones detalladas de zakken de neerlandés a alemán

zakken:

zakken verbo (zak, zakt, zakte, zakten, gezakt)

zakken (kelderen)
senken; einsacken; durchfallen; fallen; sinken; setzen; sausen; zinken; einstürzen; herabsacken; einschlafen; einsinken; einschlummern; durchrasseln; aus Zink; segeln; einpacken; versenken; versinken; abrutschen; sickern; verzinken; herunterrutschen; einnicken; galvanisieren
- senken verbo (senke, senkst, senkt, senkte, senktet, gesenkt)
- einsacken verbo (sacke ein, sackst ein, sackt ein, sackte ein, sacktet ein, eingesackt)
- durchfallen verbo (falle durch, fällst durch, fällt durch, fiel durch, fielt durch, durchgefallen)
- fallen verbo (falle, fällst, fällt, fiel, fielt, gefallen)
- sinken verbo (sinke, sinkst, sinkt, sank, sankt, gesunken)
- setzen verbo (setze, setzt, setzte, setztet, gesetzt)
- sausen verbo (sause, sausest, saust, sauste, saustet, gesaust)
- zinken verbo (zinke, zinkst, zinkt, zinkte, zinktet, gezinkt)
- einstürzen verbo (stürze ein, stürzest ein, stürzt ein, stürzte ein, stürztet ein, eingestürzt)
- herabsacken verbo (sacke herab, sackst herab, sackt herab, sackte herab, sacktet herab, herabgesackt)
- einschlafen verbo (schlafe ein, schläfst ein, schläft ein, schlief ein, schlieft ein, eingeschlafen)
- einsinken verbo (sinke ein, sinkst ein, sinkt ein, sinkte ein, sinktet ein, eingesinkt)
- einschlummern verbo (schlummere ein, schlummerst ein, schlummert ein, schlummerte ein, schlummertet ein, eingeschlummert)
- durchrasseln verbo (durchrassele, durchrasselst, durchrasselt, durchrasselte, durchrasseltet, durchrasselt)
- aus Zink verbo
- segeln verbo (segele, segelst, segelt, segelte, segeltet, gesegelt)
- einpacken verbo (packe ein, packst ein, packt ein, packte ein, packtet ein, eingepackt)
- versenken verbo (versenke, versenkst, versenkt, versenkte, versenktet, versenkt)
- versinken verbo (versinke, versinkst, versinkt, versank, versankt, versunken)
- abrutschen verbo (rutsche ab, rutscht ab, rutschte ab, rutschtet ab, abgerutscht)
- sickern verbo (sickere, sickerst, sickert, sickerte, sickertet, gesickert)
- verzinken verbo (verzinke, verzinkst, verzinkt, verzinkte, verzinktet, verzinkt)
- herunterrutschen verbo (rutsche herunter, rutschst herunter, rutscht herunter, rutschte herunter, rutschtet herunter, heruntergerutscht)
- einnicken verbo (nicke ein, nickst ein, nickt ein, nickte ein, nicktet ein, eingenickt)
- galvanisieren verbo (galvanisiere, galvanisierst, galvanisiert, galvanisierte, galvanisiertet, galvanisiert)

Conjugaciones de zakken:

o.t.t.

zak
zakt
zakt
zakken
zakken
zakken

o.v.t.

zakte
zakte
zakte
zakten
zakten
zakten

v.t.t.

ben gezakt
bent gezakt
is gezakt
zijn gezakt
zijn gezakt
zijn gezakt

v.v.t.

was gezakt
was gezakt
was gezakt
waren gezakt
waren gezakt
waren gezakt

o.t.t.t.

zal zakken
zult zakken
zal zakken
zullen zakken
zullen zakken
zullen zakken

o.v.t.t.

zou zakken
zou zakken
zou zakken
zouden zakken
zouden zakken
zouden zakken

diversen

zak!
zakt!
gezakt
zakkend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zakken [de ~] sustantivo, plural

de zakken (tassen)
die Taschen; die Tüten
- Taschen [die ~] sustantivo
- Tüten [die ~] sustantivo
de zakken (steekzakken)
die Taschen
- Taschen [die ~] sustantivo

Translation Matrix for zakken:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
Taschen	steekzakken; tassen; zakken
Tüten	tassen; zakken
Verb	Traducciones relacionadas	Other Translations
abrutschen	kelderen; zakken	afglijden; aftakelen; afzakken; eraf glijden; inzinken; naar beneden glijden; omlaag glijden; vervallen; wegglijden; wegzinken
aus Zink	kelderen; zakken
durchfallen	kelderen; zakken	afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; sjezen; snel gaan; uitdruppelen
durchrasseln	kelderen; zakken
einnicken	kelderen; zakken	indommelen; indutten; insluimeren; wegzakken
einpacken	kelderen; zakken	emballeren; grijpen; inpakken; inwikkelen; kartonneren; klauwen; obsederen; pakken; uitbuiken; uitzakken; vangen; vatten; verpakken; verstrikken
einsacken	kelderen; zakken	afglijden; aftakelen; afzakken; in elkaar zakken; inkalven; invallen; inzakken; inzinken; sterk afnemen; teruglopen; uitbuiken; uitzakken; vallen; vervallen; verzakken; wegglijden; wegzakken; wegzinken; zakken in
einschlafen	kelderen; zakken	doodgaan; heengaan; indommelen; indutten; inslapen; insluimeren; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden; wegzakken
einschlummern	kelderen; zakken	doodgaan; heengaan; indommelen; indutten; inslapen; insluimeren; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden; wegzakken
einsinken	kelderen; zakken	afglijden; aftakelen; afzakken; in elkaar zakken; induiken; ineenduiken; ineenstorten; instorten; invallen; inzakken; inzinken; onder water gaan; ondergaan; sterk afnemen; teruglopen; uitbuiken; uitzakken; vallen; vervallen; verzakken; wegglijden; wegzinken; zinken
einstürzen	kelderen; zakken	afglijden; aftakelen; afzakken; doorbuigen; doorzakken; imploderen; in elkaar zakken; ineenstorten; instorten; invallen; inzakken; inzinken; onder water gaan; ondergaan; sterk afnemen; teruglopen; vallen; vervallen; verzakken; wegglijden; wegzinken; zinken
fallen	kelderen; zakken	achteruitgaan; afdekken; afglijden; afnemen; afruimen; aftakelen; afzakken; buitelen; declineren; donderen; duikelen; inzinken; minder worden; onder water gaan; ondergaan; onderuitgaan; onweren; op zijn bek gaan; opruimen; slippen; ten val komen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; vallen; vervallen; wegglijden; wegschieten; wegzinken; zinken
galvanisieren	kelderen; zakken	galvaniseren; verzinken
herabsacken	kelderen; zakken	afdalen; eraf glijden; naar beneden glijden; naarbeneden glijden; neerglijden; omlaagglijden
herunterrutschen	kelderen; zakken	afdalen; eraf glijden; naar beneden glijden; naarbeneden glijden; neerglijden; omlaagglijden; onder water gaan; ondergaan; zinken
sausen	kelderen; zakken	brullen; het uitgillen; ruisen; suizelen; suizen; uitroepen; uitschreeuwen; zacht ruisen
segeln	kelderen; zakken	stevenen; varen; zeilen
senken	kelderen; zakken	afprijzen; doordrenken; impregneren; lager maken; onder water gaan; ondergaan; reduceren; verlagen; verminderen; zinken
setzen	kelderen; zakken	achteruitgaan; afnemen; bouwen; construeren; declineren; deponeren; een zet doen; gaan zitten; leggen; met aandelen spelen; minder worden; mobiliseren; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; opschuiven; plaats maken; plaatsen; plaatsnemen; speculeren; stationeren; uitbuiken; uitzakken; verplaatsen; verzetten; zetten; zich neerzetten
sickern	kelderen; zakken	afdruipen; doorlekken; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; in straaltjes afdruipen; onder water gaan; ondergaan; sijpelen; uitdruppelen; wegdruppelen; wegsijpelen; zinken
sinken	kelderen; zakken	achteruitgaan; afdekken; afnemen; afruimen; bezinken; declineren; doorleven; doorstaan; lager worden; minder worden; neergaan; onder water gaan; ondergaan; opruimen; ten onder gaan; verdragen; verduren; vergaan; verteren; zinken
versenken	kelderen; zakken	doen zinken; galvaniseren; onder water gaan; ondergaan; verzinken; zinken
versinken	kelderen; zakken	afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; onder water gaan; ondergaan; vervallen; verzakken; wegglijden; wegzinken; zinken
verzinken	kelderen; zakken
zinken	kelderen; zakken
-	dalen; stralen
Modifier	Traducciones relacionadas	Other Translations
aus Zink		zinken

Palabras relacionadas con "zakken":

Sinónimos de "zakken":

Antónimos de "zakken":

stijgen; slagen; opstijgen

Definiciones relacionadas de "zakken":

een kleinere waarde krijgen¹
- de waarde van de gulden is gezakt¹
omlaag gaan¹
- het water in de rivier is gezakt¹
niet slagen voor een examen¹
- hij is gezakt voor zijn rijbewijs¹

Wiktionary: zakken

zakken

verb

naar beneden gaan
- zakken → sinken; untergehen; versinken

Cross Translation:

From	To	Via
• zakken	→ durchfallen	↔ flunk — to fail

zak:

zak [de ~ (m)] sustantivo

de zak (tasje; tas)
die Tasche; die Handtasche
- Tasche [die ~] sustantivo
- Handtasche [die ~] sustantivo
de zak (buidel)
der Beutel
- Beutel [der ~] sustantivo
de zak (scrotum; balzak)
der Sack; Skrotum
- Sack [der ~] sustantivo
- Skrotum [das ~] sustantivo
de zak (broekzak)
die Tasche; die Hosentasche
- Tasche [die ~] sustantivo
- Hosentasche [die ~] sustantivo
de zak (onaangenaam mens)
die widerwärtiger Mensch; der onangenehme Mensch; die onangenehmer Mensch; der widerwärtige Mensch
- widerwärtiger Mensch [die ~] sustantivo
- onangenehme Mensch [der ~] sustantivo
- onangenehmer Mensch [die ~] sustantivo
- widerwärtige Mensch [der ~] sustantivo

Translation Matrix for zak:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
Beutel	buidel; zak
Handtasche	tas; tasje; zak	damestas; handtas; polstasje; tasje
Hosentasche	broekzak; zak	broekzakken; steekzak
Sack	balzak; scrotum; zak	oetlul; sodemieter
Skrotum	balzak; scrotum; zak
Tasche	broekzak; tas; tasje; zak	damestas; handtas; tasje
onangenehme Mensch	onaangenaam mens; zak
onangenehmer Mensch	onaangenaam mens; zak
widerwärtige Mensch	onaangenaam mens; zak
widerwärtiger Mensch	onaangenaam mens; zak

Palabras relacionadas con "zak":

zakken, zaken, zakje, zakjes

Definiciones relacionadas de "zak":

balzak, scrotum¹
- hij kreeg een schop tegen zijn zak¹
ruimte in je kleren om iets in te stoppen¹
- de sleutel zit in de zak van mijn jas¹
voorwerp van slap materiaal dat aan een kant open is¹
- we kochten een zak patat¹

Wiktionary: zak

zak

noun

slappe, vormeloze tas
- zak → Sack
een plek in kleding waarin kleine spullen kunnen worden meegedragen
- zak → Tasche

zak

noun

Aufbewahrungsort von Gegenständen in der Kleidung, auf- oder eingenäht
- Tasche → zak

Cross Translation:

From	To	Via
• zak	→ Beutel; Tasche; Sack; Tüte	↔ bag — flexible container
• zak	→ Tasche	↔ pocket — bag stitched to an item of clothing
• zak	→ Sack; Papiersack; Beutel; Tüte	↔ sack — bag for commodities or items
• zak	→ Behälter; Besteck; Krug; Bottich; Bütte; Wanne; Zober; Zuber	↔ baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.
• zak	→ Blödmann; Scheißkerl; Idiot	↔ connard — (vulgaire) insulte désignant quelqu’un qui se comporte de façon déplaisante ou déplacée, par manque d’intelligence, de savoir-vivre ou de scrupules.
• zak	→ Tasche	↔ poche — région\|Sud-Ouest de la France, Saint-Pierre-et-Miquelon sac (souvent plastique comme ceux des supermarchés).
• zak	→ Tasche	↔ sac — poche faite de cuir, de toile ou d’étoffe, ouvrir seulement par le haut et qui servir à mettre toutes sortir de choses.

Traducciones relacionadas de zakken

¹Muiswerk Woordenboek

Eliminar anuncios

Traducir zakken de neerlandés a alemán

Traducciones detalladas de zakken de neerlandés a alemán

zakken:

zakken verbo (zak, zakt, zakte, zakten, gezakt)

zakken (kelderen)

Conjugaciones de zakken:

o.t.t.

o.v.t.

v.t.t.

v.v.t.

o.t.t.t.

o.v.t.t.

diversen

zakken [de ~] sustantivo, plural

de zakken (tassen)

de zakken (steekzakken)

Translation Matrix for zakken:

Palabras relacionadas con "zakken":

Sinónimos de "zakken":

Antónimos de "zakken":

Definiciones relacionadas de "zakken":

Wiktionary: zakken

zak:

zak [de ~ (m)] sustantivo

de zak (tasje; tas)

de zak (buidel)

de zak (scrotum; balzak)

de zak (broekzak)

de zak (onaangenaam mens)

Translation Matrix for zak:

Palabras relacionadas con "zak":

Definiciones relacionadas de "zak":

Wiktionary: zak

Traducciones relacionadas de zakken