Neerlandés

Traducciones detalladas de laster de neerlandés a inglés

laster:

laster [de ~ (m)] sustantivo

  1. de laster (schande; smaad; oneer)
    the defamation
  2. de laster (kwaadsprekerij; zwartmaken; roddelpraat; )
    the slander; the blasphemy; the gossip; the mudslinging; the profanity; the vilification; the defamation; the tittle-tattle; the scandal; the backbiting; the scandal-mongering; the small talk
  3. de laster (smaad; achterklap)
    the slander
  4. de laster (roddel; kwaadsprekerij; lastering; )
    the defamation; the vilification; the gossip; the slander; the scandal; the profanity; the mudslinging; the backbiting; the scandal-mongering

Translation Matrix for laster:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
backbiting achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
blasphemy achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken blasfemie; godslastering; lastertaal
defamation achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; oneer; roddel; roddelpraat; schande; smaad; zwartmaken aantasten; achterklap; eerroof; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
gossip achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; babbelaar; gebabbel; geklap; geklep; geklets; gekout; gepraat; geroddel; klap; klep; klets; kletser; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; leuterkous; ouwehoer; praat; praatjes; roddel; roddelaar; roddelaarster; roddelpraat; roddels; zwammer; zwamneus; zwetser
mudslinging achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
profanity achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken
scandal achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; schandaal
scandal-mongering achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
slander achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; smaad; zwartmaken achterklap; belastering; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; vuilspuiterij
small talk achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken babbeltjes; praatjes
tittle-tattle achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; prietpraat; roddel; roddelpraat; roddels
vilification achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; verguizing
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
gossip belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen
slander belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden; zwart kleuren; zwartmaken
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
backbiting kwaadsprekend; lasterlijk; smadend

Palabras relacionadas con "laster":


Wiktionary: laster

laster
noun
  1. onterechte beweringen die iemand in een kwaad daglicht stellen
laster
noun
  1. Abusive language
  2. -
  3. defamatory talk
  4. false, malicious statement

Cross Translation:
FromToVia
laster calumny; defamation; slander; libel VerleumdungRufschädigung durch falsche Aussagen oder Behauptungen
laster defamation; libel; slander diffamation — Action de diffamer
laster calumny médisanceaction de médire, de dire du mal de quelqu'un ou de quelque chose.

laster forma de lasteren:

lasteren verbo (laster, lastert, lasterde, lasterden, gelasterd)

  1. lasteren (kwaadspreken; belasteren; smaden)
    defamate; to slander
  2. lasteren (kwaadspreken; roddelen; belasteren)
    to gossip; speak badly

Conjugaciones de lasteren:

o.t.t.
  1. laster
  2. lastert
  3. lastert
  4. lasteren
  5. lasteren
  6. lasteren
o.v.t.
  1. lasterde
  2. lasterde
  3. lasterde
  4. lasterden
  5. lasterden
  6. lasterden
v.t.t.
  1. heb gelasterd
  2. hebt gelasterd
  3. heeft gelasterd
  4. hebben gelasterd
  5. hebben gelasterd
  6. hebben gelasterd
v.v.t.
  1. had gelasterd
  2. had gelasterd
  3. had gelasterd
  4. hadden gelasterd
  5. hadden gelasterd
  6. hadden gelasterd
o.t.t.t.
  1. zal lasteren
  2. zult lasteren
  3. zal lasteren
  4. zullen lasteren
  5. zullen lasteren
  6. zullen lasteren
o.v.t.t.
  1. zou lasteren
  2. zou lasteren
  3. zou lasteren
  4. zouden lasteren
  5. zouden lasteren
  6. zouden lasteren
diversen
  1. laster!
  2. lastert!
  3. gelasterd
  4. lasterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lasteren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
gossip achterklap; babbelaar; gebabbel; geklap; geklep; geklets; gekout; gepraat; geroddel; klap; klep; klets; kletser; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwaadsprekerij; kwebbel; laster; lastering; lasterpraatje; leuteraar; leuterkous; ouwehoer; praat; praatjes; roddel; roddelaar; roddelaarster; roddelpraat; roddels; zwammer; zwamneus; zwartmaken; zwetser
slander achterklap; belastering; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; smaad; vuilspuiterij; zwartmaken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
defamate belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden
gossip belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen
slander belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden zwart kleuren; zwartmaken
speak badly belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen

Palabras relacionadas con "lasteren":


Wiktionary: lasteren

lasteren
verb
  1. to damage someone's reputation by slandering, making false accusations

Cross Translation:
FromToVia
lasteren slander; defame; libel; malign; vilify; backbite calomnierattaquer, blesser quelqu’un par des calomnies.