Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. schiften:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de schiften de neerlandés a inglés

schiften:

schiften verbo (schift, schiftte, schiftten, geschift)

  1. schiften (sorteren; rangeren; uitzoeken; ordenen)
    to sort out; to arrange; to assort; to shunt; to sift; to select; to group
    • sort out verbo (sorts out, sorted out, sorting out)
    • arrange verbo (arranges, arranged, arranging)
    • assort verbo (assorts, assorted, assorting)
    • shunt verbo (shunts, shunted, shunting)
    • sift verbo (sifts, sifted, sifting)
    • select verbo (selects, selected, selecting)
    • group verbo (groups, grouped, grouping)
  2. schiften (selecteren; kiezen; uitzoeken; )
    to choose; to select; to sort out; to pick out; to single out; to prefer; to pick
    • choose verbo (chooses, chose, choosing)
    • select verbo (selects, selected, selecting)
    • sort out verbo (sorts out, sorted out, sorting out)
    • pick out verbo (picks out, picked out, picking out)
    • single out verbo (singles out, singled out, singling out)
    • prefer verbo (prefers, preferred, preferring)
    • pick verbo (picks, picked, picking)
  3. schiften (verzuren; zuur worden)
    to turn sour; get acid; to sour; to make sour
    • turn sour verbo (turns sour, turned sour, turning sour)
    • get acid verbo
    • sour verbo (sours, soured, souring)
    • make sour verbo (makes sour, made sour, making sour)

Conjugaciones de schiften:

o.t.t.
  1. schift
  2. schift
  3. schift
  4. schiften
  5. schiften
  6. schiften
o.v.t.
  1. schiftte
  2. schiftte
  3. schiftte
  4. schiftten
  5. schiftten
  6. schiftten
v.t.t.
  1. heb geschift
  2. hebt geschift
  3. heeft geschift
  4. hebben geschift
  5. hebben geschift
  6. hebben geschift
v.v.t.
  1. had geschift
  2. had geschift
  3. had geschift
  4. hadden geschift
  5. hadden geschift
  6. hadden geschift
o.t.t.t.
  1. zal schiften
  2. zult schiften
  3. zal schiften
  4. zullen schiften
  5. zullen schiften
  6. zullen schiften
o.v.t.t.
  1. zou schiften
  2. zou schiften
  3. zou schiften
  4. zouden schiften
  5. zouden schiften
  6. zouden schiften
en verder
  1. ben geschift
  2. bent geschift
  3. is geschift
  4. zijn geschift
  5. zijn geschift
  6. zijn geschift
diversen
  1. schift!
  2. schift!
  3. geschift
  4. schiftend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schiften:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
group aantal personen bijeen; categorie; classificatie; distributiegroep; distributielijst; drom; gezelschap; groep; groep contactpersonen; groep mensen; klasse; massa; menigte; mensenmassa; oploopje; partij; ploeg; samenkomst; team; toeloop; troep
pick houweel; klover; selectie; uitverkoring
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
arrange ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken afspreken; arrangeren; bedisselen; coördineren; huis inrichten; iets op touw zetten; iets overeenkomen; inrichten; installeren; instrumenteren; orkestreren; rangordenen; rangschikken; regelen; schikken
assort ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken
choose kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften kiezen; opteren; prefereren; selectie toepassen; uitverkiezen; verkiezen
get acid schiften; verzuren; zuur worden
group ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken arrangeren; classificeren; groep; groeperen; indelen; ordenen; rangschikken; systematiseren
make sour schiften; verzuren; zuur worden aanzuren; doen verzuren; zuur maken; zuurder maken
pick kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften binnen halen; kluiven; knabbelen; knagen; knauwen; oogsten; orderverzamelen; peuteren; peuzelen; plukken; pulken; selectie toepassen; uitverkiezen; verkiezen
pick out kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften
prefer kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften prefereren; selectie toepassen; uitverkiezen; verkiezen
select kiezen; ordenen; rangeren; schiften; selecteren; selectie toepassen; sorteren; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften selecteren; selectie toepassen; uitloten; uitverkiezen; verkiezen
shunt ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen
sift ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften
single out kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften
sort out kiezen; ordenen; rangeren; schiften; selecteren; selectie toepassen; sorteren; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften selectie toepassen; uitverkiezen; verkiezen
sour schiften; verzuren; zuur worden aanzuren; bitter worden; verbitteren; verbolgen worden; vergrammen; zuurder maken
turn sour schiften; verzuren; zuur worden
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
select dierbaar; favoriete; geselecteerd; heel mooi; lievelings; select; toegenegen; uitgelezen; verkoren
sour bitter; galachtig; zuur

Wiktionary: schiften

schiften
verb
  1. divide itself into separate pieces or substances

Cross Translation:
FromToVia
schiften divide; separate; segregate; split séparerdésunir des parties d’un même tout qui étaient joindre.
schiften sort; select; pick; divide; separate; segregate; split trierséparer ce que l'on souhaite garder et ce que l'on souhaite jeter.