Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. planten:
  2. plant:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de planten- de neerlandés a inglés

planten- forma de planten:

planten verbo (plant, plantte, plantten, geplant)

  1. planten (in de grond zetten; poten)
    to plant; to implant
    • plant verbo (plants, planted, planting)
    • implant verbo (implants, implanted, implanting)
  2. planten (telen; kweken; fokken; )
    to cultivate; to breed; to clone
    • cultivate verbo (cultivates, cultivated, cultivating)
    • breed verbo (breeds, bred, breeding)
    • clone verbo (clones, cloned, cloning)

Conjugaciones de planten:

o.t.t.
  1. plant
  2. plant
  3. plant
  4. planten
  5. planten
  6. planten
o.v.t.
  1. plantte
  2. plantte
  3. plantte
  4. plantten
  5. plantten
  6. plantten
v.t.t.
  1. heb geplant
  2. hebt geplant
  3. heeft geplant
  4. hebben geplant
  5. hebben geplant
  6. hebben geplant
v.v.t.
  1. had geplant
  2. had geplant
  3. had geplant
  4. hadden geplant
  5. hadden geplant
  6. hadden geplant
o.t.t.t.
  1. zal planten
  2. zult planten
  3. zal planten
  4. zullen planten
  5. zullen planten
  6. zullen planten
o.v.t.t.
  1. zou planten
  2. zou planten
  3. zou planten
  4. zouden planten
  5. zouden planten
  6. zouden planten
diversen
  1. plant!
  2. plant!
  3. geplant
  4. plantend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

planten [het ~] sustantivo

  1. het planten (aanplanten; aankweken)
    the plantation; the cultivating; the growing; the planting
  2. het planten (beplanting; poten; aanplant)
    the vegetation; the planting

Translation Matrix for planten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
clone kloon
cultivating aankweken; aanplanten; planten beschaven; bevorderen; cultiveren; kweken; ontwikkelen; stimuleren; telen; verbouwen; vormen
growing aankweken; aanplanten; planten aanfok; aangroei; aankweek; aankweken; aanplant; aanwas; cultuur; fok; fokkerij; kweken; reproductie; teelt; telen; uitdijen; uitdijing; verbouw; verbouwen; voortbrenging; voortplanting
plant fabriek; gewas; plant
plantation aankweken; aanplanten; planten aanplant; culture; plantage
planting aankweken; aanplant; aanplanten; beplanting; gewas; planten; poten; vegetatie aanplanting
vegetation aanplant; beplanting; gewas; planten; poten; vegetatie
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
breed aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen fokken; kweken; opfokken
clone aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen klonen
cultivate aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen beschaven; civiliseren; cultiveren; fokken; kweken; ontginnen; ontwikkelen; opfokken; voor landbouw klaar maken
implant in de grond zetten; planten; poten implanteren; inplanten
plant in de grond zetten; planten; poten aardappelen poten; beplanten; poten
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
growing groeiend; in toenemende mate; meer en meer; toenemend; verbouwend
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
cultivating verbouwend

Palabras relacionadas con "planten":


Wiktionary: planten

planten
noun
  1. een taxonomische groep waarvan de meeste leden uit cellulose bestaande celwanden hebben en aan fotosynthese doen
verb
  1. (een plant) in de aarde zetten om te laten groeien of bloeien
planten
verb
  1. place in soil or other substrate in order that it may live and grow

Cross Translation:
FromToVia
planten plant planter — Fixer une plante en terre pour qu’elle prenne racine.

plant:

plant [de ~ (m)] sustantivo

  1. de plant (gewas)
    the plant
    • plant [the ~] sustantivo

plant

  1. plant (basilicum)
    the basil
    • basil [the ~] sustantivo

Translation Matrix for plant:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
basil basilicum; plant
plant gewas; plant fabriek
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
plant aardappelen poten; beplanten; in de grond zetten; planten; poten

Palabras relacionadas con "plant":


Definiciones relacionadas de "plant":

  1. een stengel die groeit, met wortels en bladeren1
    • voor het raam staat een plant1

Wiktionary: plant

plant
noun
  1. een organisme dat kooldioxide opneemt en zuurstof afgeeft
  2. een van stengel en bladeren voorzien gewas dat zijn voedsel uit de aarde opneemt
plant
noun
  1. person with severely reduced mental capacities due to brain damage
  2. perennial plant
  3. organism capable of photosynthesis
  4. any plant
  5. a person whose brain has been damaged

Cross Translation:
FromToVia
plant plant PflanzeBotanik: eukaryotischer Organismus, der meist in der Lage ist Photosynthese zu betreiben
plant plant plante — Végétal


Wiktionary: planten-

planten-
adjective
  1. of or relating to plants

Traducciones relacionadas de planten-