Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
sow
|
|
zeug; zeugen
|
spread
|
|
banket; beleg; broodbeleg; feestdiner; feestmaal; smulpartij; spreiding
|
swell
|
|
banjer; bult; deining; heuvel; op en neer bewegen; schommeling; wiegeling; zeegang
|
widen
|
|
het groter worden; uitzetten; vergroting; wijd worden
|
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
add
|
expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
|
aanbouwen; aansluiten; aanvullen; bevatten; bijbouwen; bijdoen; bijgieten; bijleveren; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; bijzetten; completeren; erbij doen; erbij tellen; erbij voegen; inhouden; inschenken; intappen; neerzetten; optellen; plaatsen; samenschikken; samentellen; schenken; serveren; tappen; toevoegen; toevoegen aan levering; uitbouwen; voegen; voltallig maken; zetten
|
add on to
|
expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
|
aanbouwen; bijbouwen; uitbouwen
|
build out
|
expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
|
aanbouwen; bijbouwen; uitbouwen
|
cast around
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
|
disperse
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteenstuiven; uiteenvliegen; uitwaaieren; uitzwermen; verdrijven; verjagen; verspreiden; waaieren; wegdrijven; wegjagen; zich verspreiden
|
expand
|
expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
|
aanbouwen; aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bijbouwen; breed uitmeten; de hoogte ingaan; dik worden; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; opzwellen; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitweiden; uitzwellen; vergroten; vermeerderen; zich vermeerderen
|
extend
|
expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
|
aanbouwen; aangeven; aangroeien; aanreiken; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; afgeven; bijbouwen; de hoogte ingaan; gedijen; geven; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; overgeven; overhandigen; stijgen; strekken; talrijker maken; toenemen; toesteken; uitbouwen; uitbreiden; vergroten; vermeerderen
|
make generally known
|
alom bekend maken; verbreiden; verspreiden
|
|
scatter
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteenstuiven; uiteenvliegen
|
sow
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
bezaaien; inzaaien; uitstrooien; uitzaaien; zaaien
|
spread
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
een boodschap uitdragen; klaar leggen; spreiden; uitdragen; uitspreiden; uitwrijven; verkondigen; verwijden; voortwoekeren; wijder maken; zich verder verspreiden
|
sprinkle
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
begieten; besprenkelen; besproeien; gieten; schenken; sprenkelen; uitstorten; water geven
|
strew about
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
|
swell
|
expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
|
dik worden; opzwellen; uitdijen; uitzwellen
|
toss about
|
rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
|
|
widen
|
expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
|
verwijden; wijder maken
|
Adjective | Traducciones relacionadas | Other Translations |
spread
|
|
gespreid
|
Not Specified | Traducciones relacionadas | Other Translations |
swell
|
|
fantastisch; super; supergaaf
|
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
swell
|
|
fantastisch; gelikt; geweldig; grandioos; groots; magnifiek; picobello; piekfijn; schitterend; tiptop; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
|