Resumen
Neerlandés a inglés: más información...
- ontbreken:
-
Wiktionary:
- ontbreken → be missing
- ontbreken → absence
- ontbreken → be, lack, be short, be missing
Neerlandés
Traducciones detalladas de ontbreken de neerlandés a inglés
ontbreken:
-
ontbreken (mankeren; verzuimen; afwezig zijn)
Conjugaciones de ontbreken:
o.t.t.
- ontbreek
- ontbreekt
- ontbreekt
- ontbreken
- ontbreken
- ontbreken
o.v.t.
- ontbrak
- ontbrak
- ontbrak
- ontbraken
- ontbraken
- ontbraken
v.t.t.
- heb ontbroken
- hebt ontbroken
- heeft ontbroken
- hebben ontbroken
- hebben ontbroken
- hebben ontbroken
v.v.t.
- had ontbroken
- had ontbroken
- had ontbroken
- hadden ontbroken
- hadden ontbroken
- hadden ontbroken
o.t.t.t.
- zal ontbreken
- zult ontbreken
- zal ontbreken
- zullen ontbreken
- zullen ontbreken
- zullen ontbreken
o.v.t.t.
- zou ontbreken
- zou ontbreken
- zou ontbreken
- zouden ontbreken
- zouden ontbreken
- zouden ontbreken
diversen
- ontbreek!
- ontbreekt!
- ontbroken
- ontbrekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontbreken:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
lack | armoede; deficit; ellende; gebrek; gemis; ontoereikendheid; tekort | |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
be absent | afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen | |
be lacking | afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen | |
be missing | afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen | missen; vermissen |
lack | afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen | ontberen |
Definiciones relacionadas de "ontbreken":
Wiktionary: ontbreken
ontbreken
Cross Translation:
verb
ontbreken
-
niet aanwezig zijn terwijl dit wel zou moeten of verwacht wordt
- ontbreken → be missing
noun
-
lack; deficiency; nonexistence
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontbreken | → be; lack | ↔ entbehren — K|intrans.|geh.|mG etwas für notwendig, vorteilhaft, passend, angenehm Erachtetes als fehlend, mangelnd empfinden; nicht besitzen |
• ontbreken | → lack; be short; be missing | ↔ fehlen — nicht vorhanden sein |