Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. ontbreken:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de ontbreken de neerlandés a inglés

ontbreken:

ontbreken verbo (ontbreek, ontbreekt, ontbrak, ontbraken, ontbroken)

  1. ontbreken (mankeren; verzuimen; afwezig zijn)
    to lack; to be missing; to be absent; to be lacking
    • lack verbo (lacks, lacked, lacking)
    • be missing verbo (is missing, being missing)
    • be absent verbo (is absent, being absent)
    • be lacking verbo (is lacking, being lacking)

Conjugaciones de ontbreken:

o.t.t.
  1. ontbreek
  2. ontbreekt
  3. ontbreekt
  4. ontbreken
  5. ontbreken
  6. ontbreken
o.v.t.
  1. ontbrak
  2. ontbrak
  3. ontbrak
  4. ontbraken
  5. ontbraken
  6. ontbraken
v.t.t.
  1. heb ontbroken
  2. hebt ontbroken
  3. heeft ontbroken
  4. hebben ontbroken
  5. hebben ontbroken
  6. hebben ontbroken
v.v.t.
  1. had ontbroken
  2. had ontbroken
  3. had ontbroken
  4. hadden ontbroken
  5. hadden ontbroken
  6. hadden ontbroken
o.t.t.t.
  1. zal ontbreken
  2. zult ontbreken
  3. zal ontbreken
  4. zullen ontbreken
  5. zullen ontbreken
  6. zullen ontbreken
o.v.t.t.
  1. zou ontbreken
  2. zou ontbreken
  3. zou ontbreken
  4. zouden ontbreken
  5. zouden ontbreken
  6. zouden ontbreken
diversen
  1. ontbreek!
  2. ontbreekt!
  3. ontbroken
  4. ontbrekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontbreken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
lack armoede; deficit; ellende; gebrek; gemis; ontoereikendheid; tekort
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
be absent afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen
be lacking afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen
be missing afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen missen; vermissen
lack afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen ontberen

Definiciones relacionadas de "ontbreken":

  1. er niet zijn, gemist worden1
    • er ontbreken drie leerlingen in de klas1
  2. het niet (voldoende) hebben1
    • het ontbreekt mij aan financiën1

Wiktionary: ontbreken

ontbreken
verb
  1. niet aanwezig zijn terwijl dit wel zou moeten of verwacht wordt
ontbreken
noun
  1. lack; deficiency; nonexistence

Cross Translation:
FromToVia
ontbreken be; lack entbehren — K|intrans.|geh.|mG etwas für notwendig, vorteilhaft, passend, angenehm Erachtetes als fehlend, mangelnd empfinden; nicht besitzen
ontbreken lack; be short; be missing fehlen — nicht vorhanden sein