Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. meubel:
  2. meubelen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de meubel de neerlandés a inglés

meubel:

meubel [het ~] sustantivo

  1. het meubel (meubelstuk)
    the furniture; the furnishings; the piece of furniture

Translation Matrix for meubel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
furnishings meubel; meubelstuk
furniture meubel; meubelstuk ameublement; inrichten; inrichting; meubelen; meubels; meubilair; meubilering; woningdecoratie; woninginrichting
piece of furniture meubel; meubelstuk

Palabras relacionadas con "meubel":


Definiciones relacionadas de "meubel":

  1. voorwerp voor in de huiskamer1
    • stoelen en tafels zijn meubelen1

Wiktionary: meubel

meubel
noun
  1. een voorwerp dat behoort tot de inrichting van een kamer, zoals een bank, stoel, tafel, kast, bed et cetera
meubel
noun
  1. an item, or items, (usually) in a room
  2. item of furniture.

Cross Translation:
FromToVia
meubel piece of furniture meuble — Objet qui garnit, orne, une pièce

meubel forma de meubelen:

meubelen [de ~] sustantivo, plural

  1. de meubelen (ameublement; meubels; meubilair; meubilering)
    the furniture; the home furnishings; the furnishing

Translation Matrix for meubelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
furnishing ameublement; meubelen; meubels; meubilair; meubilering aankleding; decoratie; inrichten; inrichting; verschaffing; versiering; voorziening; woningdecoratie; woninginrichting
furniture ameublement; meubelen; meubels; meubilair; meubilering inrichten; inrichting; meubel; meubelstuk; woningdecoratie; woninginrichting
home furnishings ameublement; meubelen; meubels; meubilair; meubilering inrichten; inrichting; woningdecoratie; woninginrichting

Palabras relacionadas con "meubelen":


Wiktionary: meubelen

meubelen
verb
  1. to provide with furniture